Spring naar content
Advies inzake het verzoek tot teruggave van een achttiende-eeuwse commode in Lodewijk XVI-stijl (NK 994)

Een achttiende-eeuwse commode in Lodewijk XVI-stijl

Dossiernummer: RC 1.52

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 12 februari 2007

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies: In Nederland

NK 994 – Achttiende-eeuwse commode in Lodewijk XVI-stijl (foto: RCE)

  • NK 994 - Achttiende-eeuwse commode in Lodewijk XVI-stijl (foto: RCE)

Het advies

Bij brief van 23 oktober 2006 verzocht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de Restitutiecommissie om advies over de te nemen beslissing op het verzoek van 1 september 2006 van M.W.-K. (hierna: verzoekster), mede namens haar schoonzuster M.S.K.-L., tot teruggave van een achttiende-eeuwse commode in Lodewijk XVI-stijl. De commode werd na de Tweede Wereldoorlog gerecupereerd uit Duitsland en maakt thans deel uit van de Nederlands Kunstbezit-collectie (NK 994). De commode bevindt zich in depot van het Instituut Collectie Nederland.

De procedure

De aanleiding voor het restitutieverzoek vormde een brief van het Bureau Herkomst Gezocht (BHG) van 31 maart 2006, waarin M.W.-K. en M.S.K.-L. werd verzocht om nadere informatie met betrekking tot de commode. Daarbij werd aangegeven dat het meubel wellicht eigendom was geweest van M. Kaufmann-Parser, moeder respectievelijk schoonmoeder van geadresseerden. Naar aanleiding van het vervolgens ingediende restitutieverzoek heeft de commissie een onderzoek naar de feiten laten uitvoeren. De resultaten zijn neergelegd in een conceptrapport van 6 november 2006 dat is voorgelegd aan verzoekster, die de commissie telefonisch meedeelde geen opmerkingen te hebben. Vervolgens is het rapport vastgesteld op 12 februari 2007. Voor de feiten in deze zaak verwijst de commissie naar het onderzoeksrapport, dat geacht wordt deel uit te maken van dit advies.

Algemene overwegingen

a) De commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen terzake van de Commissie Ekkart als overgenomen door de regering.

b) De commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties in latere zaken. De commissie beantwoordt die vraag, behoudens onder bijzondere omstandigheden ontkennend omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker.

c) De commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, behoudens onder bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid.

d) De commissie is van mening dat inzichten en omstandigheden die naar algemene maatschappelijke opvattingen sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd, gelijk mogen worden gesteld aan nova (nieuwe feiten).

e) Onder onvrijwillig bezitsverlies wordt ook verstaan verkopen zonder instemming van de kunsthandelaar door Verwalters of andere niet door de eigenaar aangestelde beheerders uit de onder hun beheer gestelde oude handelsvoorraad, voor zover de oorspronkelijke eigenaar of zijn erven niet het volledige profijt van de transactie heeft genoten of voor zover de eigenaar niet na de oorlog uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van rechten.

Bijzondere overwegingen

  1. Verzoekster vraagt restitutie van de commode (NK 994) in hoedanigheid van erfgename van haar moeder Marie Kaufmann-Parser. Zij geeft aan mede op te treden namens M.S.K.-L., schoondochter van Marie Kaufmann-Parser en Frits Kaufmann. De commissie heeft kennis genomen van een verklaring van erfrecht van 22 oktober 1959, waarin wordt verklaard dat Frits Kaufmann zijn echtgenote Marie Kaufmann-Parser en zijn beide kinderen tot erfgenamen heeft benoemd.
  2. Uit het feitenonderzoek is het volgende naar voren gekomen. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog woonden Marie Kaufmann-Parser en haar echtgenoot Frits Kaufmann, beiden van joodse afkomst, met hun twee kinderen aan de Euterpestraat te Amsterdam. Vervolgens probeerde de familie via Frankrijk naar Zwitserland te vluchten. In Frankrijk werd Frits Kaufmann opgepakt en gedeporteerd naar Auschwitz, waar hij op 6 november 1942 om het leven kwam. Marie Kaufmann-Parser en haar twee kinderen wisten Zwitserland te bereiken, waardoor zij de oorlog overleefden.
  3. Na de oorlog is Kaufmann-Parser met haar kinderen teruggekeerd naar Nederland. Verzoekster heeft verklaard dat de inboedel van het huis aan de Euterpestraat bij terugkomst verdwenen was. Dit wordt bevestigd in de dossiers van de Stichting Joodse Kerkgenootschappen en Sociale Organisaties voor Schadevergoedingsaangelegenheden (JOKOS), waaruit blijkt dat het huisraad van het echtpaar gedurende de oorlog in beslag is genomen.
  4. Begin 1950 heeft Kaufmann-Parser de commode op een claimtentoonstelling van de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK) in het Rijksmuseum te Amsterdam herkend en geclaimd. De commissie heeft kennis genomen van het door haar ingediende aangifteformulier van 14 januari 1950. In de daaropvolgende periode heeft de directeur van de SNK, J. Jolles, Kaufmann-Parser verzocht te bewijzen dat de commode haar eigendom was. De getuigenis van Kaufmann-Parser zelf en de later overgelegde getuigenis van haar schoonzuster vormden voor de SNK echter geen onomstotelijk bewijs. De commissie constateert op basis van het naoorlogse dossier dat de strenge eisen van de SNK ten aanzien van de bewijslast, in combinatie met persoonlijke omstandigheden van de door Kaufmann-Parser aangedragen andere getuigen, ertoe hebben geleid dat de procedure destijds is gestrand. Uit het voorgaande volgt dat er geen sprake is van een in het verleden afgehandelde zaak en de commissie acht verzoekster dan ook ontvankelijk.
  5. De commissie is van mening dat is voldaan aan de voorwaarden voor restitutie. Het rijksbeleid bepaalt ingevolge de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart uit 2001 dat ’tot teruggave kan worden overgegaan indien het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk is gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dit tegenspreken’. Gezien het feit dat Kaufmann-Parser de commode zelf destijds op de claimtentoonstelling heeft herkend, evenals haar schoonzuster kort daarna, acht de commissie in hoge mate aannemelijk dat de commode aan het begin van de oorlog heeft toebehoord aan het echtpaar Kaufmann-Parser. Daarbij hecht de commissie tevens belang aan het feit dat ook verzoekster na bezichtiging van de commode op 12 juni 2006 aan BHG heeft verklaard dat het meubel identiek was aan het meubel dat vroeger in haar ouderlijk huis aanwezig was. Daarnaast overweegt de commissie dat met de inbeslagname van het meubilair vaststaat dat het echtpaar Kaufmann-Parser de commode onvrijwillig heeft verloren door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Op grond van het voorgaande acht de commissie het verzoek tot teruggave van de commode dan ook toewijsbaar.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de commode (NK 994) te restitueren aan de erven van M. Kaufmann-Parser.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 12 februari 2007,

B.J. Asscher (voorzitter)
J.Th.M. Bank
J.C.M. Leijten
P.J.N. van Os
E.J. van Straaten
H.M. Verrijn Stuart
I.C. van der Vlies