Beoordelingskader
In 2020 is het Nederlandse restitutiebeleid geëvalueerd. De evaluatie is uitgevoerd op verzoek van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op grond daarvan heeft de minister het Instellingsbesluit Restitutiecommissie per 22 april 2021 vervangen door een nieuw Instellingsbesluit. Dit omvat nu voor zowel de Rijkscollectie als Overige collecties het volledige kader waarlangs de commissie de verzoeken beoordeelt. Dit beoordelingskader bevat drie criteria: oorspronkelijke eigendom, onvrijwillig bezitsverlies en goede trouw bij verwerving.
Is de Staat de bezitter van het cultuurgoed (Rijkscollectie) dan gelden alleen de eerste twee criteria. Is daaraan voldaan, dan adviseert de Restitutiecommissie de minister tot restitutie zonder voorwaarden.
Is een ander dan de Staat de bezitter (Overige collecties) dan wordt ook naar het derde criterium gekeken: goede trouw bij verwerving.
- Als voldaan is aan de vereisten van oorspronkelijke eigendom en onvrijwillig bezitsverlies en deze bezitter niet te goeder trouw was (of zich niet op goede trouw wil beroepen), dan volgt restitutie zonder voorwaarden.
- Was deze bezitter wel te goeder trouw, dan besluit de Restitutiecommissie óf tot restitutie zonder voorwaarden óf tot een bemiddelende oplossing.
Voor verzoeken die al voor 22 april 2021 bij de Restitutiecommissie in behandeling zijn geldt een overgangsregeling.