Spring naar content
Advies inzake het verzoek tot teruggave van Twee mensen in een interieur naar A. Van Ostade (NK 2884)

Twee mensen in een interieur naar A. van Ostade

Dossiernummer: RC 1.43

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 14 mei 2007

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies:

NK 2884 – Twee mensen in een interieur naar Adriaen van Ostade (foto: RCE)

  • NK 2884 - Twee mensen in een interieur naar Adriaen van Ostade (foto: RCE)

Het advies

Bij brief van 2 mei 2006 verzocht de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de Restitutiecommissie om advies over de te nemen beslissing op het verzoek van 5 april 2006 van M.N.-M. (hierna: verzoekster 1) tot teruggave van het schilderij Twee mensen in een interieur naar Adriaen van Ostade. Bij brief van 16 augustus 2006 legde de Minister van OCW een tweede teruggaveverzoek met betrekking tot dit schilderij ter advisering voor aan de Restitutiecommissie. Dit verzoek werd op 31 mei 2006 ingediend door D.M.H. namens zijn kinderen S.S.H. en M.I.H. (hierna: verzoekers 2). Het geclaimde schilderij maakt deel uit van de Nederlands Kunstbezit-collectie in beheer van het rijk (NK 2884) en bevindt zich in depot van het Instituut Collectie Nederland te Rijswijk. Verzoekster 1 en verzoekers 2 worden in dit advies gezamenlijk aangeduid als verzoekers. De commissie heeft de restitutieverzoeken gezamenlijk behandeld. Vanwege de leeftijd van verzoekster 1 is prioriteit gegeven aan het onderzoek.

De procedure

De aanleiding voor de restitutieverzoeken vormde een brief van Bureau Herkomst Gezocht (BHG) van 30 januari 2006 aan verzoekers met de vraag of zij beschikten over nadere informatie met betrekking tot de herkomst van het schilderij NK 2884. Het schilderij had volgens BHG wellicht tot het bezit behoord van hun familielid Schoontje Goldsteen en was in de oorlog mogelijk door haar afgestaan aan de Duitse roofbank Lippmann, Rosenthal & Co (Liro-bank).

Na ontvangst van de adviesaanvraag heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd. Als onderdeel daarvan heeft de commissie door een Van Ostade-expert nader kunsthistorisch onderzoek laten doen naar het schilderij en de toeschrijving aan Adriaen van Ostade. De resultaten van het feitenonderzoek zijn neergelegd in een conceptrapport van 18 december 2006, dat bij brief van 12 januari 2007 is voorgelegd aan verzoekers. Daarbij werden verzoekers erop geattendeerd dat tijdens het onderzoek niet was komen vast te staan dat NK 2884 identiek was aan het schilderij dat Schoontje Goldsteen tijdens de oorlog had moeten afstaan. Verzoekers werden om die reden verzocht zo mogelijk op dit punt nadere informatie te verstrekken. Verzoekster 1 heeft daarop bij brief van 27 maart 2007 gereageerd; verzoekers 2 bij e-mail van 7 maart 2007. In de reacties werden geen nieuwe feiten met betrekking tot het tijdens de oorlog verloren schilderij verstrekt. Het rapport is vervolgens vastgesteld op 14 mei 2007. Voor de feiten in deze zaak verwijst de commissie naar het onderzoeksrapport, dat geacht wordt deel uit te maken van dit advies.

Algemene overwegingen

a) De commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen terzake van de Commissie Ekkart als overgenomen door de regering.

b) De commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties in latere zaken. De commissie beantwoordt die vraag, behoudens onder bijzondere omstandigheden ontkennend omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker.

c) De commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, behoudens onder bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid.

d) De commissie is van mening dat inzichten en omstandigheden die naar algemene maatschappelijke opvattingen sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd, gelijk mogen worden gesteld aan nova (nieuwe feiten).

e) Onder onvrijwillig bezitsverlies wordt ook verstaan verkopen zonder instemming van de kunsthandelaar door Verwalters of andere niet door de eigenaar aangestelde beheerders uit de onder hun beheer gestelde oude handelsvoorraad, voor zover de oorspronkelijke eigenaar of zijn erven niet het volledige profijt van de transactie heeft genoten of voor zover de eigenaar niet na de oorlog uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van rechten.

Bijzondere overwegingen

  1. Verzoekers vragen restitutie van het schilderij Twee mensen in een interieur in hoedanigheid van erfgenaam van Schoontje Goldsteen (1877-1942). Verzoekster 1 is de tweede echtgenote van Michaël Nathans (1905-2002), wiens eerste echtgenote Saartje Regina Goldsteen (1910-1975) een nicht was van Schoontje Goldsteen. Blijkens een verklaring van erfrecht uit 1950 heeft Schoontje Goldsteen haar nicht Saartje Regina en neven Jacob en Mozes Goldsteen in 1937 tot enig erfgenamen benoemd. Alleen Saartje Regina overleefde de oorlog, alsmede Hartog Simon Goldsteen, enig kind van Jacob en zijn echtgenote. Verzoekers 2 zijn kleinkinderen van Michaël Nathans. Hun moeder, A.S.N. (1940-1982), was de dochter van Michaël Nathans en Saartje Regina Goldsteen en was getrouwd met D.M.H. De commissie heeft kennis genomen van enkele documenten met betrekking tot de erfrechtelijke positie van verzoekers.
  2. Het feitenonderzoek heeft het volgende uitgewezen. Schoontje Goldsteen (hierna: Goldsteen) werd geboren in 1877, was ongehuwd en had geen kinderen. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog woonde zij aan de Amsteldijk 38 te Amsterdam, waar zij, zo verklaarden verzoekers, in bezit was van een kunst- en antiekverzameling. Goldsteen kwam omstreeks 2 oktober 1942 om het leven te Auschwitz. Vast is komen te staan dat Goldsteen tijdens de oorlog tenminste 19 schilderijen inleverde bij de Liro-bank. Dit blijkt uit een bewaard gebleven lijst waarin de werken zijn geregistreerd die bij deze roofinstantie zijn ingeleverd. In de lijst staat onder de naam ‘S. Goldstein’, wonende aan de Amsteldijk 38, onder meer het werk ‘Drinkende man en vrouw’, ‘copie n[aar]/Ostade’ vermeld. De commissie gaat er van uit dat met Goldstein gedoeld wordt op Goldsteen. Het werk werd destijds getaxeerd op NLG 2,- en op 20 september 1943 voor NLG 5,- verkocht aan de N.V. Handelsonderneming A.D.O.C. (hierna Adoc), een onderneming met connecties binnen de Liro-bank. Het is niet bekend wat met het schilderij is gebeurd nadat Adoc dit had gekocht.
  3. In 1946 heeft de Stichting Nederlands Kunstbezit (SNK), vermoedelijk op grond van de genoemde Liro-lijst, een intern aangifteformulier opgesteld met betrekking tot het werk ‘Drinkende man en vrouw’, ‘Copie naar Ostade’, onder vermelding van ‘S. Goldstein, Amsteldijk 38, Amsterdam’ als voormalig bezitter. Er was op dat moment nog geen werk gerecupereerd dat voldeed aan deze omschrijving.
  4. Met betrekking tot het thans geclaimde werk NK 2884 heeft het onderzoek het volgende opgeleverd. Eind juli 1949 is dit schilderij, waarop een tafereel is te zien van een drinkende man en vrouw, uit München gerecupereerd naar Nederland. In een Duitse lijst van cultuurgoederen die na de oorlog zijn gerecupereerd naar Nederland, afkomstig uit het Bundesarchiv Koblenz, staat bij het huidige NK 2884 in verband met de herkomst de volgende beschrijving: ‘1940 aus Holland nach Deutschland gekommen [..]’. Blijkens een bewaard gebleven inventariskaart werd het schilderij toegeschreven aan Adriaen van Ostade en door de SNK getaxeerd op NLG 2000. De SNK bracht het werk vervolgens in verband met het schilderij dat Goldsteen had ingeleverd bij de Liro-bank. Daarbij werd echter de twijfel uitgesproken of NK 2884 wel het schilderij was dat Goldsteen had verloren. Een medewerker van de SNK tekende aan: ‘Op Lippmann lijst verkoop à f 5.=; onwaarschijnlijk dat het dit schilderij is. Van Adoc geen gegevens gevonden.’ Voorzover bekend heeft de SNK na de oorlog dan ook geen contact opgenomen met nabestaanden van Goldsteen over een eventuele teruggave. De commissie overweegt dat geen sprake is van een in het verleden afgehandelde zaak en acht verzoekers ontvankelijk in hun claim.
  5. Ingevolge het geldende rijksbeleid voor restitutie van kunstwerken, zoals vervat in de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart van april 2001, komt een kunstwerk slechts voor restitutie in aanmerking indien ‘het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk is gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dit tegenspreken.
  6. In de mening dat het op grond van het voorbeschreven onderzoek niet afdoende aannemelijk is dat het werk NK 2884 hetzelfde schilderij is dat Goldsteen tijdens de oorlog heeft verloren, heeft de commissie aanvullend onderzoek gelast. Punten van aandacht waren daarbij:i) het schilderij uit de boedel Goldsteen werd door de Liro-bank aangemerkt als een kopie ter waarde van NLG 2,-, terwijl NK 2884 door de SNK werd aangemerkt als een origineel ter waarde van 2000 NLG enii) de firma Adoc kocht het schilderij van Goldsteen in september 1943 in Nederland, terwijl het werk NK 2884 volgens de archiefstukken reeds in 1940 naar Duitsland was gekomen.
  7. De commissie heeft prof.dr. R.E.O. Ekkart, voormalig hoofd van BHG, gevraagd een nader oordeel te geven over de herkomst van het geclaimde schilderij. Eerder had BHG in Deelrapportage III van het herkomstonderzoek naar de NK-collectie geconcludeerd dat NK 2884 aan Goldsteen had toebehoord. Ekkart gaf aan dat de eerdere conclusie uit de deelrapportage te stellig was geweest. Bij brief van 21 mei 2006 schreef hij het volgende:‘Aan het laatste probleem [het verschil in waardering, RC] til ik niet al te zwaar: bij dit soort schilderijtjes op naam van Van Ostade is de scheidslijn origineel en kopie moeilijk te trekken en voordurend aanleiding tot verwarring. […] De discrepantie 1940 versus 1943 acht ik ernstiger, maar kan natuurlijk op een vergissing in de Koblenz-gegevens berusten, indien tegengestelde aanwijzingen zouden bestaan. […]’Zo concludeerde Ekkart:

    ‘Mijn conclusie is dan ook dat bij het verdere onderzoek de identificatie van NK 2884 met het schilderij uit de collectie Goldsteen alleen de kwalificatie “zeer waarschijnlijk” kan krijgen, indien er nog een aanvullende aanwijzing is, die m.i. alleen van de familie kan komen.

     

  8. Naar aanleiding hiervan heeft de commissie nader kunsthistorisch onderzoek laten uitvoeren met de bedoeling meer te weten te komen over de herkomstgeschiedenis van NK 2884. Daartoe heeft onder meer Charles Roelofsz, kunsthandelaar te Amsterdam en Van Ostade-expert, het werk onderzocht. Hij concludeerde dat NK 2884 geen originele Van Ostade betreft, maar een kopie van redelijk goede kwaliteit, wellicht uit het einde van de 17e eeuw. De commissie merkt op dat het verschil in waardering van het werk door de Liro-bank (kopie) en de SNK (origineel) hiermee verklaard zou kunnen worden, zoals ook al door Ekkart was aangegeven.
  9. Om nadere gegevens te verkrijgen met betrekking tot de periode waarin het werk NK 2884 in Duitsland terecht was gekomen, en zodoende mogelijk de discrepantie 1940 (aankomst in Duitsland volgens Koblenz-archief) en 1943 (verkoop in Nederland blijkens Liro-archief) te verklaren, is vervolgens het Bundesarchiv Koblenz opnieuw geraadpleegd. Dit onderzoek heeft echter niet tot resultaat gehad dat genoemde discrepantie werd opgeheven.
  10. Concluderend acht de commissie het op basis van de huidige onderzoeksgegevens weliswaar mogelijk, maar niet in hoge mate aannemelijk dat NK 2884 eigendom is geweest van Goldsteen. De discrepantie tussen de gegevens over het moment van mogelijke aankomst in Duitsland uit het Bundesarchiv Koblenz en de Liro-bank vormt naar haar oordeel een aanwijzing van het tegendeel. Ook het feit dat er tal van kopieën bestaan van het thema ‘Drinkende man en vrouw’ naar Van Ostade vereist, naar de mening van de commissie, dat nadere aanwijzingen van de eigendom nodig zijn. De kans op een teruggave van de NK 2884 aan een verkeerde partij is onder deze omstandigheden immers geenszins denkbeeldig. Zoals in de inleiding beschreven, waren verzoekers niet bij machte aanvullende gegevens te verstrekken met betrekking tot het door Goldsteen verloren schilderij. De commissie acht het verzoek daarom thans niet toewijsbaar. Zij tekent daar echter bij aan dat een nieuwe beoordeling mogelijk dient te zijn zodra nieuwe feiten ter beschikking zouden komen.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om de restitutieverzoeken met betrekking tot Twee mensen in een interieur (NK 2884) naar A. van Ostade af te wijzen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 mei 2007,

B.J. Asscher (voorzitter)
J.Th.M. Bank
J.C.M. Leijten
P.J.N. van Os
E.J. van Straaten
H.M. Verrijn Stuart
I.C. van der Vlies (waarnemend voorzitter)