Spring naar content
Advies inzake het verzoek tot teruggave van NK 986

Achttiende-eeuwse Frankfurtse kast

Dossiernummer: RC 1.12

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 18 september 2003

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies: In Nederland

NK 986 – 18e eeuwse Frankfurtse kast (foto: RCE)

  • NK 986 - 18e eeuwse Frankfurtse kast (foto: RCE)

Het advies

Bij brief van 6 december 2002 verzocht de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Restitutie Commissie te adviseren over de te nemen beslissing op het verzoek van mevrouw S.-L. van 8 november 2002 om teruggave van een onder inventarisnummer NK 986 in de Rijkscollectie opgenomen 18e eeuwse Frankfurtse kast.

De feiten

Naar aanleiding van het verzoek om teruggave heeft de Commissie een onderzoek ingesteld. In dit kader verzocht zij Bureau Herkomst Gezocht een (archief)onderzoek in te stellen naar de herkomst van NK 986. Daarnaast heeft de Commissie contact opgenomen met verzoekster om nadere inlichtingen te verkrijgen over de omstandigheden van het bezitsverlies en de karakteristieken van de kast. Tevens heeft de Commissie advies gevraagd aan de heer dr. R. Baarsen, Hoofd Afdeling Beeldhouwkunst en Kunstnijverheid van het Rijksmuseum te Amsterdam, en is de kast fysiek onderzocht op de door verzoekster gemelde karakteristieken.

Algemene overwegingen

De Restitutie Commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen ter zake van de Commissie Ekkart en de regering.

De Restitutie Commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties voor de beslissing in andere zaken. De Commissie beantwoordt die vraag, behoudens bijzondere omstandigheden, ontkennend, omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker.

De Restitutie Commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden, of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De Commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid.

De Restitutie Commissie is ten slotte van mening dat inzichten en omstandigheden die sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd, naar algemene maatschappelijke opvattingen gelijk mogen worden gesteld aan nova (nieuwe feiten).

Bijzondere overwegingen

  1. Verzoekster, wonende te New Rochelle in de Verenigde Staten, treedt op namens de erven van haar ouders.
  2. In haar brieven van 8 november 2002 aan de staatssecretaris van OCenW en van 14 januari 2003 aan de Restitutie Commissie, verklaart verzoekster de Frankfurtse kast (NK 986) te hebben herkend van een foto, gepubliceerd op de website van Bureau Herkomst Gezocht, als het tijdens de oorlog geroofde bezit van haar ouders.
  3. Uit het onderzoek is gebleken dat het protestantse, door de nazi’s als joods aangemerkte gezin L. in 1938 nazi-Duitsland ontvluchtte en zich aan de Minervalaan te Amsterdam vestigde. Na de bezetting van Nederland en de (natuurlijke) dood van de vader van verzoekster werd het gezin in 1943 geïnterneerd in kamp Westerbork. Over het bezitsverlies van de Frankfurtse kast stelt verzoekster dat zij in kamp Westerbork van een mede-gevangene hoorde dat de inboedel van haar ouderlijk huis kort na hun arrestatie in 1943 door de nazi’s in beslag was genomen, en in zijn geheel was doorgestuurd naar Duitsland. Het gezin overleefde de oorlog in kamp Theresiënstadt en emigreerde in 1947 naar de Verenigde Staten.
  4. Verzoekster meldde niet te beschikken over bewijsmateriaal ter ondersteuning van haar claim. Tijdens het onderzoek in de archieven is echter een document uit 1957 aangetroffen waarin de moeder van verzoekster, opgave doet van de tijdens de oorlog uit het woonhuis aan de Minervalaan gestolen goederen. Op deze lijst komt een kast voor die aan de beschrijving van de Frankfurtse kast (NK 986) voldoet.
  5. De Commissie gaat er dan ook van uit dat het gezin L. tijdens de oorlog onvrijwillig, als gevolg van vervolging door het nazi-regime, een Frankfurtse kast verloor.
  6. Uit het onderzoeksrapport van Bureau Herkomst Gezocht blijkt dat over de herkomstgeschiedenis van de kast die onder nummer NK 986 in de Rijkscollectie is opgenomen, vóór het jaartal 1948 niets (meer) bekend is. De kast werd in 1948 door de Stichting Nederlandsch Kunstbezit (SNK), de Nederlandse autoriteit die zich met de recuperatie van de tijdens de oorlog uit Nederland weggevoerde kunstvoorwerpen bezighield, in bruikleen gegeven aan de ambassade te Berlijn en kwam zo in november 1950 terecht op de ambassade te Bonn. De kast is later naar Nederland teruggekomen, en anno 2002 was deze in gebruik bij een ministerie te Den Haag.
  7. In het licht van de informatie van verzoekster kan worden vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn, die weerspreken dat de kast in de Rijkscollectie (NK 986) de van de familie L. geroofde Frankfurtse kast betreft.
  8. Om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden van identificatie van de kast heeft de Commissie een meubeldeskundige geraadpleegd. De heer dr. R. Baarsen, Hoofd Afdeling Beeldhouwkunst en Kunstnijverheid van het Rijksmuseum te Amsterdam, geeft de volgende beschrijving van de Frankfurtse kast (NK 986): “Het betreft hier een voorbeeld van een bergmeubel dat in de periode 1690-1760 in grote hoeveelheden is gemaakt” ..”Het onderhavige meubel heeft echter een aantal ongewone karakteristieken die het vrij bijzonder en makkelijk herkenbaar maken, …” “Het kan dan ook gevoeglijk worden gesteld dat als er een afbeelding bestaat waarop ook maar een klein deel van de kast te zien is dat volledig overeenkomt met het bewaard gebleven meubel, de identificatie als zeker kan worden aangenomen”.
  9. Verzoekster noch haar familie beschikt (nog) over foto’s van de kast. Wel kon verzoekster zich karakteristieken van de kast herinneren, zoals aantasting door houtworm en de aard van het interieur van de kast, die, alhoewel niet uniek, op de gepubliceerde foto niet herkenbaar zijn en welke overeenstemmen met NK 986.
  10. Op grond van het vorenstaande concludeert de Commissie dat het eigendomsrecht van het echtpaar L. van NK 986 voldoende aannemelijk is en er geen aanwijzingen zijn die dit tegenspreken. Nu zich tot op heden geen ander verzoek tot teruggave van NK 986 heeft aangediend en de Commissie de kans dat zich in de toekomst een strijdige claim aandient verwaarloosbaar klein acht, kan het verzoek tot teruggave, gezien de onvrijwilligheid van het bezitsverlies tijdens de oorlog, worden toegewezen. Aan deze conclusie doet niet af dat een sluitende identificatie van de Frankfurtse kast (NK 986) als voormalig eigendom van de familie L. onmogelijk is, alleen al omdat, zoals uit overweging 8 blijkt, het een genus-zaak betreft. Verwezen wordt daarbij voorts naar de algemene overweging dat, nu aannemelijk is dat het tijdsverloop mede oorzaak is van de ontstane bewijsproblemen, het risico daarvoor behoort te liggen bij de overheid.

Conclusie

Gezien het vorenstaande adviseert de Commissie de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om de Frankfurtse kast die onder inventarisnummer NK 986 deel uitmaakt van de Rijkscollectie, over te dragen aan de erven van P. en E.R. L.-S.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 september 2003.

J.M. Polak (voorzitter)
B.J. Asscher (vice-voorzitter)
J.Th.M. Bank
J.C.M. Leijten
E.J. van Straaten
H.M. Verrijn Stuart

Samenvatting

ACHTTIENDE-EEUWSE FRANKFURTSE KAST

Op 6 december 2002 verzocht de Staatssecretaris van Cultuur de Restitutie Commissie om advies over de te nemen beslissing op een verzoek om teruggave van een achttiende-eeuwse, zogenaamde Frankfurtse kast (NK 986). Dit verzoek was op 8 november 2002 namens de erven van het echtpaar L. ingediend bij de staatssecretaris. In een brief aan de Restitutie Commissie van 14 januari 2003 verklaarde verzoekster dat zij de kast als voormalig eigendom van haar (joodse) ouders had herkend op een foto. Hierbij merkte zij op niet meer over bewijsstukken te beschikken ter ondersteuning van haar claim: bij terugkeer uit het kamp na de oorlog was praktisch niets van de inboedel van het huis in Amsterdam teruggevonden. Verzoekster verklaarde dat zij tijdens haar verblijf in kamp Westerbork van een medegevangene had gehoord dat deze inboedel door de nazi’s in beslag was genomen en vanwege de vele waardevolle spullen direct naar het hoofdkwartier van Hitler was overgebracht.