Spring naar content

Toewijzing claim op schilderij naar Bartholomeus van der Helst

15 april 2015
Portret van Joan Huydecoper, naar Bartholomeus van der Helst (foto: Amsterdam Museum) Portret van Joan Huydecoper, naar Bartholomeus van der Helst (foto: Amsterdam Museum)

DEN HAAG 15 april 2015 – De Restitutiecommissie brengt bindend advies uit over een claim op een schilderij uit de collectie van het Amsterdam Museum. Het gaat om het kunstwerk Portret van Joan Huydecoper, anoniem, naar Bartholomeus van der Helst. Het kunstwerk dient te worden teruggegeven aan de dochter van de voormalige eigenaar.

De voormalige eigenaar van het schilderij was een joodse kunstverzamelaar uit Berlijn die in 1938 in verband met de anti-joodse wetgeving uitweek naar Nederland. Hij vestigde zich tijdens de oorlog in het oosten van het land en was actief in het verzet. In 1943 dook hij onder en in 1944 werd hij gearresteerd en gedetineerd. Hij overleefde de oorlog, evenals zijn echtgenote en dochter. De kunstverzamelaar verkocht het schilderij naar Van der Helst in 1941 aan de Kunsthandel voorheen J. Goudstikker N.V. te Amsterdam, onder leiding van de Duitser Alois Miedl. Het kunstwerk is waarschijnlijk onverkocht gebleven; na de bevrijding werd het aangetroffen in één van de bedrijfspanden van de betreffende kunsthandel aan de Herengracht te Amsterdam. Het is vervolgens in 1947 in het kader van de liquidatie van de onderneming geveild bij de firma Frederik Muller & Cie. te Amsterdam. De gemeente Amsterdam heeft het schilderij in 1955 aangekocht van kunsthandel Joseph M. Morpurgo te Amsterdam.

Uit administratiegegevens van de kunsthandel Goudstikker-Miedl blijkt dat het in hoge mate aannemelijk is dat de joodse kunstverzamelaar bij de verkoop van het schilderij in 1941 de eigenaar was van het kunstwerk. Naar het oordeel van de commissie was bij de verkoop sprake van onvrijwillig bezitsverlies. De commissie acht het aannemelijk dat de eigenaar, als stateloos ingezetene van joodse afkomst, tijdens de bezetting zijn beroep niet kon uitoefenen en het werk moest verkopen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien, alsmede in het belang van zijn veiligheid. De omstandigheid dat hij en zijn echtgenote deelnamen aan het verzet speelt daarbij een rol. De commissie heeft geen enkele aanwijzing dat de gemeente bij de verwerving van het schilderij in 1955 onzorgvuldig heeft gehandeld.

Bij bindend advieszaken adviseert de Restitutiecommissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, wat de ruimte biedt om de diverse betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. Bij deze afweging heeft de commissie onder meer in aanmerking genomen dat het schilderij volgens het Amsterdam Museum door zijn relatie met twee andere schilderijen uit de museumcollectie een ‘hoge ensemble waarde’ heeft, maar dat het een kopie van een onbekende maker naar één van deze beide schilderijen is en dat het zich thans in het museumdepot bevindt. Tegenover het belang van de gemeente staat het emotionele en morele belang van verzoekster bij de teruggave van het werk. Hierbij acht de commissie onder meer van belang dat zij eerstegraads familie is van de oorspronkelijke eigenaar, die het bezit van het werk op onvrijwillige wijze heeft verloren.

De commissie concludeert dat het belang van verzoekster bij teruggave van het schilderij zwaarwegender is dan het belang van de gemeente bij behoud van het werk. Zij adviseert de gemeente om het werk aan verzoekster terug te geven.

De Restitutiecommissie

Sinds januari 2002 heeft de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog 133 adviezen uitgebracht en werden 153 claims aan haar voorgelegd. De commissie staat sinds 1 januari 2009 onder voorzitterschap van Willibrord Davids.

Relevant bindend advies: Portret van Joan Huydecoper naar Bartholomeus van der Helst

Contact

Abonneer op onze nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van alle nieuwe adviezen en ontwikkelingen binnen de Restitutiecommisse

Lees de laatste berichten

Actueel