Restitutiecommissie zet koers en werk voluit voort
Artikel10 februari 2023
De Restitutiecommissie (RC) stelt al het nodige in het werk om haar werkzaamheden voort te zetten na het vertrek kortgeleden […]
Op 7 december 2020 heeft de Commissie evaluatie restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog, de commissie-Kohnstamm, met het advies Streven naar rechtvaardigheid gepleit voor een herijking en intensivering van het restitutiebeleid, onder meer door aanpassing van het beoordelingskader.
In vervolg op de aanbevelingen van de commissie Kohnstamm van 7 december 2020 (i) heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het Instellingsbesluit Restitutiecommissie per 22 april 2021 vervangen door een nieuw Instellingsbesluit. Net als tot dusverre brengt de Restitutiecommissie advies uit aan de minister, als de Staat de huidige bezitter van het cultuurgoed is, en geeft de Restitutiecommissie een bindend advies als een ander dan de Staat de huidige bezitter is. Dit nieuwe Instellingsbesluit omvat nu voor beide soorten gevallen het volledige kader waarlangs de Restitutiecommissie de verzoeken beoordeelt. Dit beoordelingskader bevat drie criteria: oorspronkelijke eigendom, onvrijwillig bezitsverlies en goede trouw bij de verwerving.
Is de Staat de bezitter van het cultuurgoed, dan gelden alleen de eerste twee criteria. Is daaraan voldaan, dan adviseert de Restitutiecommissie de minister tot restitutie zonder voorwaarden.
Is een ander dan de Staat de bezitter, dan wordt ook naar het derde criterium gekeken: goede trouw bij de verwerving. Als voldaan is aan de vereisten van oorspronkelijke eigendom en onvrijwillig bezitsverlies en deze bezitter niet te goeder trouw was (of zich niet op goede trouw wil beroepen), dan volgt restitutie zonder voorwaarden.
Was deze bezitter wel te goeder trouw, dan besluit de Restitutiecommissie óf tot restitutie zonder voorwaarden óf tot een bemiddelende oplossing. Bij die bemiddelende oplossing kunnen alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, mits steeds voldaan wordt aan de verplichting van principe 8 van de Washington Principles “to achieve a just and fair solution, recognizing this may vary according to the facts and circumstances surrounding a specific case”.
Er geldt een overgangsregeling voor verzoeken die al bij de Restitutiecommissie in behandeling zijn. Is de Staat de huidige bezitter, dan wordt het nieuwe beoordelingskader toegepast als blijkt dat de verzoeker het daarmee eens is. Is een ander dan de Staat de huidige bezitter, dan wordt het nieuwe beoordelingskader alleen toegepast als beide partijen het daarmee eens zijn. Voorts geldt een beperkte mogelijkheid tot nieuwe beoordeling van reeds afgedane verzoeken.
De Restitutiecommissie heeft bovendien haar werkwijze aangepast en opgenomen in een nieuw Reglement. De nieuwe werkwijze van de Restitutiecommissie houdt in dat zij de communicatie met verzoekers zal intensiveren op de volgende manieren:
Voor verdere informatie kunt u terecht bij het secretariaat van de Restitutiecommissie (info@restitutiecommissie.nl / 070-3765992)
Reglement werkwijze Restitutiecommissie
Werkwijze RC en ECR ivm het feitenonderzoek
Blijf op de hoogte van alle nieuwe adviezen en ontwikkelingen binnen de Restitutiecommisse
Actueel
10 februari 2023
De Restitutiecommissie (RC) stelt al het nodige in het werk om haar werkzaamheden voort te zetten na het vertrek kortgeleden […]
1 november 2018
Den Haag, 1 november 2018 – De Restitutiecommissie heeft bindend advies uitgebracht over het verzoek tot teruggave van het schilderij Bild mit Häusern van Wassily Kandinsky, thans in bezit van de gemeente Amsterdam. De commissie is van oordeel dat de gemeente niet verplicht is tot restitutie.
15 december 2022
De Restitutiecommissie adviseert de Staatssecretaris Cultuur en Media, de Gemeente Amsterdam en de Gemeente Den Haag om in totaal zes kunstvoorwerpen terug te geven aan de erfopvolgers van Emma Budge (1852-1937). Mede naar aanleiding van het onderzoek door het Expertisecentrum Restitutie (ECR) concludeert de commissie dat het in hoge mate aannemelijk is dat de kunstwerken eigendom waren van de Duits-Joodse Emma Budge en dat voldoende aannemelijk is dat haar erfgenamen na haar dood het bezit onvrijwillig zijn verloren.