De procedure
Aanleiding voor verzoekers voor het indienen van een claim vormde de vermelding van de naam ‘M. Goldschmidt-Rothschild’ in de herkomstgeschiedenis van de twee onderhavige sculpturen op de website van Bureau Herkomst Gezocht (BHG).
Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een conceptonderzoeksrapport van 11 april 2011. De commissie heeft dit conceptrapport bij brief van 2 mei 2011 voor commentaar toegestuurd aan verzoekers, waarop zij hebben gereageerd bij brief van 17 juni 2011. Het conceptonderzoeksrapport is bij brief van 2 mei 2011 tevens voor feitelijke aanvulling toegezonden aan de minister, die in reactie daarop per e-mail van 17 november 2011 heeft laten weten geen aanvullende feiten onder de aandacht van de commissie te willen brengen.
Vanwege de vele onduidelijkheden met betrekking tot de omstandigheden van het bezitsverlies heeft de commissie besloten dat nader onderzoek noodzakelijk was. In dit kader heeft de commissie bij brief van 25 mei 2012 nadere vragen gesteld aan verzoekers, waarop zij bij brief van 27 juli 2012 hebben geantwoord. Daarnaast is de directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD), prof.dr. R.E.O. Ekkart, om zijn expertise gevraagd en is nader onderzoek verricht in Duitse archieven. Tevens zijn vele informatieverzoeken verstuurd naar (onderzoeks)instellingen en personen in binnen- en buitenland. De resultaten van dit nadere onderzoek zijn aan verzoekers toegestuurd. Bij brief van 4 september 2012 heeft de commissie de herziene versie van het onderzoeksrapport ter informatie toegestuurd aan de minister en aan het Rijksmuseum te Amsterdam. Het onderzoeksrapport is aangepast aan de nieuwe onderzoeksgegevens en vastgesteld op 6 december 2012. Verzoekers hebben zich tijdens de procedure voor de commissie laten vertegenwoordigen door dr. S. Rudolph te Dresden, Duitsland.