Spring naar content
Advies inzake het verzoek tot teruggave van de heer M. van vier schilderijen uit de NK-collectie (NK 2389, NK 2394, NK 2526 en NK 3072)

Vier negentiende-eeuwse landschappen

Dossiernummer: RC 1.18

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 18 mei 2004

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies:

NK 2394 – Zandweg met boerenwoningen aan een bosrand door A. Schelfhout (foto: RCE)

  • NK 2394 - Zandweg met boerenwoningen aan een bosrand door A. Schelfhout (foto: RCE)

Het advies

Bij brief van 16 december 2003 verzocht de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Restitutie Commissie om advies over een verzoek van de heer M. van 29 september 2003 tot teruggave van de volgende vier schilderijen uit de NK-collectie: B.C. Koekkoek Landschap met watermolen en boeren die vee over een zandweg drijven (NK 2389), A. Schelfhout Zandweg met boerenwoningen aan een bosrand (NK 2394), P.G. van Os Winterlandschap met herten (NK 2526) en anoniem of A. Govaerts Italiaans berglandschap bij avond (NK 3072).

De feiten

Naar aanleiding van dit verzoek tot teruggave heeft de commissie een onderzoek naar de feiten ingesteld waarvan de resultaten zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van Bureau Herkomst Gezocht van februari 2004. Dit rapport is voorgelegd aan verzoeker, waarop deze bij brief van 6 mei 2004 reageerde. Teneinde meer inzicht te verkrijgen in de familie- en erfrechtelijke aspecten van het verzoek tot teruggave heeft de commissie gedurende de maanden februari tot april 2004 nader onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit nader onderzoek zijn, voor zover van belang, verwerkt in het onderhavige advies.

Algemene overwegingen

a. De Restitutie Commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen ter zake van de Commissie Ekkart en de regering.

b. De Restitutie Commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties voor de beslissing in latere zaken. De Commissie beantwoordt die vraag, behoudens bijzondere omstandigheden, ontkennend, omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker.

c. De Restitutie Commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden, of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De Commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid.

d. De Restitutie Commissie is ten slotte van mening dat inzichten en omstandigheden die naar algemene maatschappelijke opvattingen sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd, gelijk mogen worden gesteld aan nova (nieuwe feiten).

Bijzondere overwegingen

  1. De heer M. (hierna: verzoeker) verzoekt teruggave van de hierboven genoemde schilderijen, waarbij hij stelt dat deze hebben toebehoord aan zijn (biologische) vader V., die deze schilderijen in juli 1942 door middel van een aan zijn moeder gerichte briefkaart voor hem heeft bestemd.
  2. V.  werd in 1942 op grond van zijn joodse afkomst gearresteerd en is kort daarop door de nazi’s in vernietigingkamp Auschwitz om het leven gebracht. De tekst van de door V. uit kamp Westerbork verzonden briefkaart, gedateerd 2 juli 1942, die ten grondslag ligt aan onderhavig restitutieverzoek en ter inzage is gegeven tijdens het onderzoek, luidt als volgt:‘Beste Anne, Haal weg D.Willinkplein 3-2, Amsterdam, Schelfhout, Zandweg boerenhuis met bos, Pieter G. van Os, winter met herten, Jacob van Loo, Bloemstilleven, Abram Govaerts, Italiaanse Bergen, B.C.Koekoek, Landschap met watermolen en boer vee
    Anne voor [x.x.] Hartelijke groeten, V.’
  3. Verzoeker licht zijn claim in zijn brief van 29 september 2003 als volgt toe:‘Eind augustus 2002 heb ik contact gehad met mijn biologische moeder (..) die toen ernstig ziek was. Bij die gelegenheid bevestigde zij – hetgeen ik reeds lang wist – dat V. mijn natuurlijke vader was. (…). Bij die gelegenheid overhandigde mijn moeder mij ook een envelop en een kaartje, gedateerd 2 juli (?) 1942, dat mijn vader haar vanuit Westerbork had gestuurd (.. ). Verder vertelde zij mij dat zij naar aanleiding van de briefkaart omstreeks augustus 1942 samen met haar broer naar het voormalig adres van mijn vader in Amsterdam (D. Willinkplein 3-2) was geweest om de op de kaart vermelde schilderijen op te halen, maar dat de woning  toen reeds was leeggeroofd. Hiervan is indertijd aangifte gedaan bij de politie in Sneek (..). Aangezien mijn vader op de betreffende briefkaart met de woorden “Anne, voor [x.x]” aan mijn moeder de aanwijzing gaf de vijf daarop met name genoemde schilderijen ten behoeve van mij op te halen ([x.x] is mijn geboortedatum), heb ik mij enkele maanden geleden, nadat ik in Leeuwarden de tentoonstelling over in de oorlog geroofde kunst had gezien, gewend tot het Bureau Herkomst Gezocht met de vraag of de genoemde schilderijen nog te achterhalen zijn. Het Bureau Herkomst Gezocht (…) berichtte mij dat vier van de vijf genoemde schilderijen mogelijk identiek zijn met stukken die zich thans in de NK-collectie bevinden, namelijk de stukken NK 2389, NK 2394, NK 2526 en NK 3072. Bij mijn bezoek werden mij foto’s getoond van deze schilderijen, waarbij ik de drie eerste (Koekoek, Schelfhout en Van Os) met stelligheid kon herinneren als schilderijen die ik in de toenmalige woning van mijn vader heb gezien toen ik bij hem logeerde tijdens vakanties aan het eind van de jaren dertig; wat betreft het vierde schilderij (Govaerts) kan ik mij slechts herinneren dat mijn vader een dergelijk schilderij had hangen, maar dat kan ik niet stellig herkennen.”
  4. In verband met de door de commissie in de eerste plaats te beantwoorden vraag of de voornoemde vier NK-werken geïdentificeerd kunnen worden als de in de zomer van 1942 uit het huis van V. verdwenen schilderijen, is door Bureau Herkomst Gezocht (kunst)historisch onderzoek verricht. Daarbij is bekend geworden dat de betreffende schilderijen na de arrestatie van V., dat wil zeggen eind 1942 en in de loop van 1943, op de Amsterdamse kunstmarkt zijn verschenen, met uitzondering van het schilderij Italiaans berglandschap bij avond (NK 3072) waarvan niet bekend is geworden of dit vóór of na de arrestatie in 1942  op de Amsterdamse kunstmarkt verscheen. Er kan echter geen eenduidig antwoord gegeven worden op de vraag waar de schilderijen zich vóór die tijd bevonden. Gezien deze lacune in de herkomstgeschiedenis is het mogelijk dat de genoemde NK-werken tot 1942 in het bezit zijn geweest van V.. In verband met de zeldzaamheid van de voorstellingen in de oeuvres van de betreffende kunstenaars, zoals genoemd op de bewuste briefkaart van V., wordt een dergelijke herkomst bij de nummers NK 2389 (Koekkoek) en NK 2626 (Van Os) zeer waarschijnlijk, en bij het nummer NK 2394 (Schelfhout) zeer wel mogelijk geacht. Over het schilderij Italiaans berglandschap bij avond (NK 3072), anoniem voorheen Govaerts, kan op grond van de documentatie geen uitspraak worden gedaan. Tijdens een gesprek dat in het kader van het onderzoek werd gevoerd met verzoeker, van welk gesprek een verslag is opgenomen in het onderzoeksrapport, herkende deze aan de hand van getoonde foto’s de schilderijen van Koekoek (NK 2389), Van Os (NK 2394) en Schelfhout (NK 2526) met stelligheid als voormalig bezit van zijn vader. Verzoeker wist over deze schilderijen bovendien bijzonderheden, zoals afmetingen, te vertellen. Over NK 3072, Italiaans berglandschap bij avond, merkte verzoeker op dat een dergelijk schilderij bij zijn vader hing, doch dat hij niet kon bevestigen dat het dit specifieke schilderij betrof.
  5. Op grond van deze, hiervoor kort weergegeven, onderzoeksresultaten acht de commissie voldoende aangetoond dat de schilderijen van Koekkoek (NK 2389), Schelfhout (NK 2394) en Van Os (NK 2526) de door V. in zijn briefkaart van 2 juli 1942 beschreven schilderijen uit zijn collectie zijn.
  6. Voor wat betreft Italiaans berglandschap bij avond (NK 3072) echter zijn er naar het oordeel van de commissie onvoldoende aanwijzingen om aan te nemen dat het in hoge mate aannemelijk is dat dit het op de briefkaart omschreven schilderij Italiaanse bergen van Govaerts uit het bezit van V. betreft. Het verzoek tot teruggave van dit schilderij komt in dit stadium en zonder nadere bewijzen dan ook niet voor toewijzing in aanmerking.
  7. De commissie constateert dat verzoeker het natuurlijke onwettige kind is van V., hetgeen onder meer blijkt uit een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 26 november 1931. In dit vonnis wordt V. jegens verzoeker onderhoudsplichtig geacht, doch uit dit vonnis blijkt eveneens dat V. verzoeker niet heeft erkend. Een gevolg hiervan is dat tussen verzoeker en V. op grond van artikel 343 oud BW geen burgerlijke betrekkingen bestaan, en verzoeker mitsdien geen erfgenaam is van V.
  8. Voor de beoordeling van het verzoek tot teruggave van NK 2389, NK 2394 en NK 2526 acht de commissie het volgende van belang. Gezien de hierboven geciteerde tekst van de briefkaart van 2 juli 1942 uit Westerbork die gericht is aan de moeder van de op dat moment minderjarige verzoeker, is de intentie van V. duidelijk, namelijk om de in de kaart genoemde schilderijen te schenken aan verzoeker.
  9. Wel moet worden vastgesteld dat deze schenking niet voldeed aan het in artikel 1719 van het destijds geldende Burgerlijk Wetboek gestelde vereiste van een notariële akte. Gegeven de bijzondere omstandigheden waarin de schenker V. zich bevond ten tijde van de schenking, te weten dat hij geïnterneerd was in kamp Westerbork, mag aangenomen worden dat de informele handeling waarmee V. de schenking trachtte te bewerkstelligen als rechtsgeldig kan worden beschouwd. De commissie betrekt daarbij in haar overwegingen dat de in het onderzoeksrapport en in de hierboven geciteerde brief van verzoeker van 29 september 2003 geschetste gang van zaken duidelijk laat zien dat bij V. de wens heeft geleefd verzoeker tegemoet te komen.
  10. Mede om na te gaan of deze schenking erfrechtelijk zou kunnen worden aangevochten, is door de commissie nader onderzoek uitgevoerd. Daarbij is, voor zover mogelijk, vast komen te staan dat V. naast verzoeker geen kinderen heeft nagelaten. Zijn weduwe, mevrouw Z., met wie V. op 2 april 1941 in het huwelijk trad, kan, aangezien V. geen testament heeft opgemaakt, als enig erfgenaam van V. worden beschouwd. Mevrouw Z., zo is de commissie gebleken, is op 19 mei 1981 te A.A. (B.B.) kinderloos overleden en heeft bij laatste testament van 17 oktober 1980 tot haar enig erfgenaam de heer Y., thans wonende te C.C., benoemd. Hieruit is in elk geval gebleken dat er bij de nalatenschap van V. geen legitimarissen waren en er, in verband met de schenking aan verzoeker, geen sprake kan zijn van een schending van de legitieme portie.
  11. De commissie voegt aan het vorenstaande tot slot nog het volgende toe. Zou men de hiervoor besproken schenking op grond van het toenmalig geldend burgerlijk recht wegens het ontbreken van een notariële akte niet aanvaarden, dan zou de consequentie daarvan zijn, dat de claim op de onderhavige schilderijen zou toevallen aan de heer Y. voornoemd.
  12. De commissie aanvaardt deze consequentie niet en wijst die af op grond van de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 29 juni 2001, waarin deze onder meer schrijft: “In haar reactie op de aanbevelingen van de Commissie Ekkart kiest de regering niet voor een puur juridische maar voor een meer beleidsmatige benadering van het restitutievraagstuk”.
  13. Op grond van het vorenstaande acht de commissie het verzoek tot teruggave van de schilderijen van Koekkoek (NK 2389), Schelfhout (NK 2394) en Van Os (NK 2526) toewijsbaar.

Conclusie

De Restitutie Commissie adviseert de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap tot toewijzing over te gaan van het verzoek tot restitutie van de drie schilderijen Landschap met watermolen en boeren die vee over een zandweg drijven van  B.C. Koekkoek (NK 2389) Zandweg met boerenwoningen aan een bosrand van A. Schelfhout (NK 2394) en Winterlandschap met herten van P.G. van Os (NK 2526), en het verzoek tot teruggave van Italiaans berglandschap bij avond, van een anonieme kunstenaar of A. Govaerts (NK 3072) af te wijzen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 mei 2004,

J.M. Polak (voorzitter)
B.J. Asscher (vice-voorzitter)
J.Th.M. Bank
J.C.M. Leijten
E.J. van Straaten
H.M. Verrijn Stuart

Samenvatting RC 1.18

VIER 19E EEUWSE LANDSCHAPPEN

In deze zaak ging het om een verzoek tot teruggave van de volgende vier schilderijen uit de Nederlandse Rijkscollectie:

  • Zandweg met boerenwoningen aan een bosrand door A. Schelfhout (NK 2394)
    • Landschap met watermolen en boeren die vee over een zandweg drijven door B.C. Koekkoek (NK 2389)
    • Winterlandschap met herten door P.G. van Os (NK 2526)
    • Italiaans berglandschap bij avond door een anonieme kunstenaar, voorheen toegeschreven aan A. Govaerts (NK 3072)