Spring naar content
Advies inzake Lierens II

Lierens II

Dossiernummer: RC 1.187

Soort advies: Rijkscollectie

Adviesdatum: 18 september 2023

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies: In Nederland

De tantes gaan op reis door Alexander Hugo Bakker Korff (foto: Rijksmuseum Twenthe)

  • aquarel "De tantes gaan op reis"door Alexander Hugo Bakker Korff

Samenvatting advies inzake Lierens II

De Restitutiecommissie heeft een verzoek beoordeeld tot teruggave van de aquarel De tantes gaan op reis (1881) door Alexander Hugo Bakker Korff (hierna ook: de aquarel), dat zich op dit moment in het Rijksmuseum Twenthe bevindt. Op grond van onderzoek door het Expertisecentrum Restitutie (ECR) oordeelt de commissie dat het in hoge mate aannemelijk is dat het kunstwerk afkomstig is uit de collectie van de Joodse kunstverzamelaar Jacob Lierens (1877-1949) te Amsterdam. Tevens is voldoende aannemelijk geworden dat Lierens het bezit van de aquarel onvrijwillig heeft verloren als gevolg van omstandigheden die direct verband houden met het naziregime.

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de aquarel in 1924 deel uitmaakte van de kunstverzameling van Lierens. Er zijn geen aanwijzingen gevonden die erop duiden dat de aquarel voor de Duitse inval in Nederland uit het bezit van Lierens is geraakt.

In juli 1941 is de aquarel ter veiling ingebracht bij veilinghuis Frederik Muller & Co te Amsterdam. De aquarel is verworven door Jan Bernard Scholten uit Enschede, die in 1925 al een schilderij van dezelfde kunstenaar met hetzelfde thema had verworven van Lierens. Scholten heeft zijn kunstcollectie gelegateerd aan zijn jongere zus Ida Scholten, die de collectie na zijn overlijden in eigendom heeft overgedragen aan de Staat ten gebruike van Rijksmuseum Twenthe.

Een aanvullende aanwijzing dat Lierens de aquarel onvrijwillig heeft verloren is een brief van Bernardus Mensing, vennoot van Frederik Muller & Co, gevonden in een dossier van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Hierin verklaarde Mensing dat hij in opdracht van Lierens een omvangrijk deel van diens kunstcollectie had verkocht, om Lierens en zijn echtgenote een dragelijk leven te verschaffen in de periode waarin het echtpaar was ondergedoken. In hetzelfde dossier bevindt zich een brief van Lierens waarin hij Mensing voor zijn inspanningen bedankte.

De commissie heeft de Staatssecretaris Cultuur en Media geadviseerd de aquarel De tantes gaan op reis aan de erfopvolgers van Jacob Lierens te restitueren.

Advies inzake Lierens II

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) heeft de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) op 6 november 2020 verzocht om advies uit te brengen. Dit advies heeft betrekking op het verzoek tot teruggave van de aquarel De tantes gaan op reis van de kunstenaar Alexander Hugo Bakker Korff. Het kunstwerk maakt deel uit van de rijkscollectie en is momenteel in beheer bij het Rijksmuseum Twenthe, inv.nr. 0390.

Het verzoek tot teruggave is gedaan door AA; BB; CC; DD; EE, en FF (hierna: verzoekers). Verzoekers hebben verklaard erfgenamen te zijn van Jacob Lierens (1877-1949, hierna ook: Lierens) en worden vertegenwoordigd door James Palmer van Mondex Corporation te Toronto (Canada). De minister heeft zich in deze zaak laten vertegenwoordigen door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

1.    Het verzoek

Bij brief van 6 november 2020 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) namens de minister de commissie verzocht om advies uit te brengen met betrekking tot teruggave van de aquarel De tantes gaan op reis van de kunstenaar Alexander Hugo Bakker Korff. Aanleiding hiervoor is het verzoek van Mondex Corporation namens verzoekers aan het ministerie zoals opgenomen in een brief van 24 juli 2020. De aquarel zou oorspronkelijk eigendom zijn geweest van papierhandelaar Jacob Lierens.

2.    De procedure en het toepasselijke beoordelingskader

De commissie heeft verzoekers bij brief van 11 november 2020 geïnformeerd over het adviesverzoek van de minister en aangegeven dat de commissie op grond van het Instellingsbesluit (geldende vanaf 19 juli 2012) over verzoeken adviseert naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Op 22 april 2021 is het nieuwe Instellingsbesluit Restitutiecommissie van 15 april 2021 met een door de commissie te hanteren nieuw beoordelingskader in werking getreden. Gelijktijdig is een nieuw Reglement in werking getreden waarin niet langer een beoordelingskader van de commissie is opgenomen. Verzoekers hebben per e-mail van 29 april 2021 ermee ingestemd dat het nieuwe Instellingsbesluit en het nieuwe Reglement van toepassing zullen zijn.

De commissie heeft kennisgenomen van alle door verzoekers en de RCE overgelegde stukken. Zij heeft afschriften van alle stukken aan verzoekers en de RCE gezonden. Daarnaast heeft de commissie onderzoeksvragen voorgelegd aan het Expertisecentrum Restitutie Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (hierna: het ECR). De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in het hierna te noemen feitenoverzicht.

Chronologisch overzicht van acties van de commissie en reacties daarop

  • Bij brief van 24 juli 2020 hebben verzoekers de minister verzocht om restitutie van de aquarel De tantes gaan op reis. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de RCE namens de minister de commissie op 6 november 2020 verzocht haar over dit verzoek te adviseren.
  • Op 21 december 2020 heeft de commissie het ECR verzocht een onderzoek naar de feiten in te stellen. De resultaten hiervan zijn neergelegd in een conceptrapport dat bij brief van 17 februari 2023 aan de RCE en aan verzoekers is toegestuurd voor feitelijke aanvulling en/of commentaar. Namens verzoekers is per e-mail van 27 maart 2023 hierop gereageerd; de RCE heeft op 29 maart 2023 gereageerd. Naar aanleiding van deze reacties heeft het ECR het conceptrapport op diverse punten aangepast. Daarnaast zijn de reacties op het conceptrapport en een selectie van de relevante correspondentie als bijlagen bij het rapport gevoegd.
  • Op 7 juni 2023 is het definitieve rapport vastgesteld. De RCE heeft hierop gereageerd bij e-mail van 26 juni 2023; verzoekers bij e-mail van 3 juli 2023.
  • Op de vraag van de commissie of er bij de RCE en verzoekers behoefte bestaat aan een mondelinge behandeling heeft de RCE per e-mail van 26 juni 2023 aangegeven beschikbaar te zijn indien de verzoekers een mondelinge behandeling wensen. De verzoekers hebben bij e-mail van 3 juli 2023 laten weten geen gebruik te willen maken van de gelegenheid om gehoord te worden.
  • Op 3 augustus 2023 heeft de commissie haar advies in concept toegezonden aan verzoekers en de RCE.
  • Verzoekers hebben op 31 augustus 2023, onder verwijzing naar meegezonden informatie, gereageerd met een verzoek tot aanpassing van de vastgestelde feiten over Sophia Emma Dribbel. De RCE heeft per e-mail van 13 september 2023 laten weten geen opmerkingen van feitelijke aard te hebben op het conceptadvies.

3.    Vaststelling van de feiten

De commissie stelt op grond van het feitenonderzoek dat in deze zaak is verricht de volgende feiten vast.

De familie en collectie Jacob Lierens

De papierhandelaar en kunstverzamelaar Jacob Lierens (hierna: Lierens) werd op 5 februari 1877 geboren in Amsterdam. Hij trouwde op 22 december 1898 in gemeenschap van goederen met Henriëtte Johanna Benavente. Het echtpaar kreeg vier dochters: Elisabeth, Rebecca, Branca en Esther. De oudste dochter, Elisabeth, overleed in 1930 na een ziekbed. In een dossier uit het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (hierna: CABR) is vermeld dat Lierens naast zijn gezin met Henriëtte Johanna Benavente, nog vier kinderen had met een andere vrouw; deze worden vermeld in zijn testament. In datzelfde dossier wordt Sophia Emma Dribbel vermeld als zijn pleegdochter. Een van haar zussen, Louise Dribbel, was getrouwd met de broer van Lierens. Een andere zus, Marie Dribbel, heeft in de jaren dertig aan de Den Texstraat 32 in Amsterdam gewoond. Op dit adres woonde ook Jonas Alexander van Bever, een Nederlandse makelaar van Joodse afkomst die Jacob Lierens ondersteunde bij zijn activiteiten als kunstverzamelaar. Het gezin Lierens bewoonde vanaf 1921 de ‘Villa Johanna’ aan de Amsteldijk 196 te Amsterdam, waar veel ruimte was voor de collectie van schilderijen en andere kunstwerken die Jacob Lierens in de loop der jaren bij elkaar zou brengen.

Lierens was samen met zijn zwager en broer vennoot van de onderneming L. Lierens & Co., een ‘Handel in oud en nieuw papier, lompen, metalen enz.’, gevestigd aan de Prinsengracht 353-355 te Amsterdam. Na het uittreden van zijn zwager en het overlijden van zijn broer zette Lierens de onderneming vanaf 1930 alleen voort. Op 1 mei 1940 werd de onderneming omgezet in een vennootschap onder firma, met Sophia Dribbel als medevennoot.

Tijdens de oorlog heeft de familie Lierens geleden onder de anti-Joodse maatregelen. Op grond van de verordening tot verwijdering van Joden uit het bedrijfsleven van 12 maart 1941 (VO 48/41) werd de Duitser Michael Hüllen benoemd tot bewindvoerder over de firma Lierens. In 1942 werd hij eigenaar van de onderneming. Lierens bleef er aanvankelijk in loondienst werken, maar werd na verloop van tijd uit de zaak geweerd. Sophia Dribbel bleef aan de onderneming verbonden als algemeen lasthebber.

Het huis van Jacob en Henriëtte Lierens aan de Amsteldijk 196 en het grootste gedeelte van de inboedel werden geconfisqueerd. Het is aannemelijk dat het echtpaar Lierens om die reden is verhuisd naar de Deltastraat 1a in Amsterdam, waar Sophia Dribbel ook woonde. Uit documentatie is naar voren gekomen dat het echtpaar gedurende een periode in 1943 was geïnterneerd in kamp Westerbork. Het echtpaar heeft aan het kamp kunnen ontkomen door sieraden met een waarde van Fl. 75.000 in te leveren.

Het echtpaar Lierens heeft de oorlog overleefd door na de vrijlating uit het kamp onder te duiken. Hun dochters Esther Jessurun Cardozo-Lierens en Rebecca Bosboom-Lierens hebben de oorlog eveneens overleefd. Esther door met haar gezin onder te duiken en Rebecca door Nederland in 1939 met haar gezin te ontvluchten en zich in de Verenigde Staten te vestigen. Hun dochter Branca Roselaar-Lierens en haar echtgenoot Emanuel Roselaar zijn in september 1942 in Auschwitz vermoord.

Na de oorlog zette Lierens zijn onderneming, tot zijn overlijden in 1949, samen met Sophia Dribbel voort. Zijn echtgenote Henriëtte Johanna Benavente overleed in 1956 in New York.

Herkomstgeschiedenis van de aquarel

Het geclaimde kunstwerk betreft een aquarel op papier van Alexander Hugo Bakker Korff met afmetingen 28 x 40 cm, getiteld De tantes gaan op reis, gedateerd 1881. Het werk bevindt zich momenteel in het depot van het Rijksmuseum Twenthe.

De aquarel kwam in 1921 onder de hamer bij veilinghuis Frederik Muller & Co in Amsterdam. In een bij het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis aanwezige catalogus van deze veiling staat aangetekend dat het werk daar werd aangekocht door ‘v Bever’. Dit verwijst vermoedelijk naar Jonas van Bever, de makelaar die Lierens ondersteunde bij het opbouwen van zijn collectie. Uit documentatie, waaronder correspondentie tussen Van Bever en het Museum De Lakenhal in Leiden, is naar voren gekomen dat de aquarel in 1924 ten behoeve van een tentoonstelling van werken van Bakker Korff in bruikleen werd gegeven aan het Museum De Lakenhal. In de catalogus van de tentoonstelling wordt J. Lierens te Amsterdam vermeld als eigenaar. Dit gold ook voor zeven andere werken op die tentoonstelling.

Een van deze andere werken betrof een schilderij van Bakker Korff met hetzelfde onderwerp, De tantes gaan op reis, gedateerd 1876 en gesigneerd AHBakker Korff. Dit schilderij bevindt zich vandaag de dag, net als de aquarel, in de collectie van het Rijksmuseum Twenthe. Een bij het onderzoek aangetroffen veilingcatalogus maakt duidelijk dat Lierens het schilderij op 26 juni 1925 liet veilen bij Frederik Muller & Co, waar het werd gekocht door de industrieel en kunstverzamelaar Jan Bernard Scholten uit Enschede. De aquarel is niet opgenomen in deze veilingcatalogus. Er zijn ook geen andere aanwijzingen gevonden die erop duiden dat de aquarel vóór de Duitse inval in Nederland uit het bezit van Lierens is geraakt.

Het kunstwerk tijdens de bezetting

Er is geen documentatie bekend waarin wordt vermeld wie bij aanvang van de Duitse bezetting in Nederland eigenaar was van de aquarel. Wel is bekend dat de aquarel op 8 juli 1941 op een veiling bij Frederik Muller & Co te Amsterdam is aangeboden als onderdeel van ‘Diverse verzamelingen en nalatenschappen / oude meesters’. Uit documentatie kan worden afgeleid dat de aquarel vermoedelijk door Paulus Brandt, een Nederlandse makelaar en kunsthandelaar, is aangekocht voor Jan Bernard Scholten. Tevens zijn op 14 tot 17 oktober 1941 op een veiling bij hetzelfde veilinghuis vijf kunstwerken (lotnrs. 301, 311, 318, 348 en 349) aangeboden die eveneens afkomstig waren uit de collectie van Lierens.

Dossiers in het CABR over Bernardus Franciscus Maria Mensing, vennoot van veilinghuis Frederik Muller & Co, bevatten informatie over het lot van de omvangrijke collectie van Jacob Lierens tijdens de Duitse bezetting. In een brief van Mensing aan de Officier-Fiscaal uit oktober 1947 verwees hij naar zijn betrokkenheid bij de collectie van Lierens, die een waarde bezat van Fl. 3.000.000. Mensing schreef het volgende:

“Van de heer Lierens, van joodsche afstamming, had ik een groot aantal goederen onder mij, waarvan de waarde in Mei 1940 een zeer groot bedrag vertegenwoordigde. Later is de Heer Lierens ondergedoken en door verkoop ter veiling, maar natuurlijk niet ten name van den Heer Lierens, ben ik er in geslaagd den Heer Lierens een dragelijk leven te verschaffen, terwijl hij mij later een schrijven d.d. 21 mei 1945 deed toekomen, waarin hij zijn groote erkentelijkheid en dank betuigde voor de spontane wijze waarop ik hem tijdens de Duitsche bezetting behulpzaam ben geweest”.

In het door Mensing genoemde schrijven van 21 mei 1945 bedankte Lierens hem voor het in veiligheid brengen van zijn collectie antiquiteiten. Lierens schreef het volgende:

“Het is mij een behoefte U langs dezen weg mijn groote erkentelijkheid en dank te betuigen voor de spontane wijze waarop U mij, tijdens de Duitsche bezetting, behulpzaam bent geweest bij het in veiligheid brengen van mijn collectie antiquiteiten. / Hoewel “ondergedoken”, was het mij bekend in welk een moeilijke en gevaarlijke situatie U steeds verkeerde in verband met door de Duitschers getroffen maatregelen, en ik kan mijn voorstellen dat het ook voor U een groote verlichting beteekend nu deze benauwde tijden gelukkig alweer tot het verleden behooren. / Tenslotte zou ik U nog willen verzoeken, liefst zoo spoedig mogelijk in samenwerking met den makelaar Langedijk, een volledige lijst op te stellen van alle mij toebehoorende goederen, welke zich ten Uwent bevinden.”

De aquarel na de bevrijding

Zoals eerder vermeld, kan uit documentatie worden afgeleid dat de aquarel in 1941 is verworven door de Nederlandse fabrikant Jan Bernard Scholten. Bij testament van 19 september 1927 had Scholten zijn inboedel, waaronder een hoeveelheid kunstwerken, gelegateerd aan zijn jongere zus Ida Sara Scholten. Uit een schenkingsakte gedateerd 24 november 1947 van Ida Sara Scholten aan de Staat der Nederlanden blijkt dat Ida kort na het overlijden van Jan Bernard Scholten op 25 juni 1947, de aan haar gelegateerde kunstwerken in eigendom heeft afgestaan aan de Staat der Nederlanden, ten gebruike van het Rijksmuseum Twenthe. Daarbij had zij het recht bedongen om een keuze uit de kunstwerken te maken en deze bij leven in haar woning op te hangen. In de schenkingsakte staat de aquarel opgenomen als ‘Bakker Korff, “De tantes gaan op reis” (sepiatekening)’. Afgezien van tijdelijke tentoonstellingen verbleef de collectie tijdens het leven van Ida Scholten in haar huis. Kort na haar overlijden in 1964 is de collectie overgebracht naar het Rijksmuseum Twenthe.

4.    Inhoudelijke beoordeling van het restitutieverzoek

De commissie heeft vastgesteld dat is voldaan aan de vereisten uit § 1 a t/m e van het Beoordelingskader en zij daarmee het verzoek inhoudelijk in behandeling kan nemen.

Gelet op § 2 van het Beoordelingskader moet de commissie beoordelen of in hoge mate aannemelijk is dat het kunstwerk eigendom was van Lierens en op grond van § 3 of voldoende aannemelijk is dat het bezit van het kunstwerk onvrijwillig is verloren door omstandigheden die direct verband houden met het naziregime. Hiertoe overweegt de commissie het volgende:

Eigendomsvereiste (§ 2 van het Beoordelingskader)

De bij het onderzoek aangetroffen documentatie uit de jaren twintig wijst erop dat Lierens in 1924 rechtmatig eigenaar was van de aquarel De tantes gaan op reis van Alexander Hugo Bakker Korff. Vast staat dat het werk in 1921 onder de hamer was gekomen bij Frederik Muller & Co. Het is aannemelijk dat het werk door makelaar Van Bever voor Lierens is aangekocht. In 1924 is het werk uit eigendom van Lierens, met betrokkenheid van Van Bever, in bruikleen gegeven aan het Museum De Lakenhal in Leiden ten behoeve van een tentoonstelling van werken van Bakker Korff.

De commissie stelt vast dat er geen aanwijzingen zijn gevonden die erop duiden dat de aquarel voor de Duitse inval in Nederland uit het bezit van Lierens is geraakt. Ook neemt de commissie in aanmerking dat het schilderij De tantes gaan op reis, dat eveneens in eigendom toebehoorde aan Lierens en ook in bruikleen was gegeven aan De Lakenhal, in 1925 is aangekocht door Jan Bernard Scholten te Enschede. Vóór de aankoop in 1941 had Scholten dus al eerder een kunstwerk van deze maker met hetzelfde thema verworven van Lierens. Aanvullend acht de commissie het gegeven van belang dat van 14 tot 17 oktober 1941 ook vijf kunstwerken (lotnrs. 301, 311, 318, 348 en 349) op een veiling bij Frederik Muller & Co werden aangeboden die eveneens afkomstig waren uit de collectie van Lierens. Twee van deze vijf kunstwerken zijn net als de aquarel vervaardigd door Bakker Korff. Weer twee andere van deze vijf kunstwerken zijn in 2019 op advies van de commissie aan de erfgenamen van Lierens gerestitueerd (dossiernummer RC 1.169).

Op grond van deze gegevens, in onderlinge samenhang bezien, komt de commissie tot het oordeel dat het in hoge mate aannemelijk is dat de aquarel ten tijde van de veiling bij Frederik Muller & Co op 8 juli 1941 in eigendom toebehoorde aan Lierens. Dit betekent dat is voldaan aan het eigendomsvereiste van § 2 van het beoordelingskader.

Onvrijwillig bezitsverlies (§ 3 van het Beoordelingskader)

Uit het voorgaande volgt dat de aquarel op 8 juli 1941 uit het bezit van Lierens is geveild, naar mag worden aangenomen in zijn opdracht en met medewerking van Mensing. Bij de beoordeling van de aard van het bezitsverlies geldt het uitgangspunt dat een verkoop door een Joodse particulier in Nederland na 10 mei 1940 als gedwongen dient te worden beschouwd, tenzij nadrukkelijk anders blijkt. Op grond van de vastgestelde feiten oordeelt de commissie dat van dat laatste geen sprake is. Het is aannemelijk dat de verkoop van de aquarel verband hield met maatregelen van de bezetter tegen Joodse burgers en voortkwam uit lijfsbehoud. Als gevolg van deze maatregelen kon Lierens zijn bedrijf niet zelf voortzetten en werd hij van inkomsten en bezittingen beroofd, waardoor hij gedwongen werd een deel van zijn kunstcollectie te verkopen.

De commissie oordeelt daarom dat het bezitsverlies onvrijwillig is; veroorzaakt door omstandigheden die direct verband houden met het naziregime. Daarmee is tevens voldaan aan het vereiste van onvrijwillig bezitsverlies van § 3 van het beoordelingskader.

Conclusie ten aanzien van het verzoek om restitutie

De commissie concludeert dat het in hoge mate aannemelijk is dat de aquarel De tantes gaan op reis van Alexander Hugo Bakker Korff afkomstig is uit de collectie van Jacob Lierens, en dat voldoende aannemelijk is dat het bezit van het werk in 1941 onvrijwillig is verloren door omstandigheden die direct verband houden met het naziregime.

Dit alles leidt ertoe, gelet op het beoordelingskader § 2 en § 3 (criterium 3.1 en onderdeel 2 van het slot van § 3), dat de commissie zal adviseren het kunstwerk te restitueren aan verzoekers.

5.    Advies

De Restitutiecommissie adviseert de Staatssecretaris Cultuur en Media om de aquarel De tantes gaan op reis door A.H. Bakker Korff aan de erfopvolgers van Jacob Lierens te restitueren.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 september 2023 door D. Oostinga (plv. voorzitter), J.F. Cohen, S.G. Cohen-Willner, J.H. van Kreveld en C.C. Wesselink, en ondertekend door de plaatsvervangend voorzitter en de plaatsvervangend secretaris.

D. Oostinga, plv. voorzitter      N.L.E.M. Bynoe, plv. secretaris