3. Vaststelling van de feiten
Op grond van het door het ECR verrichte literatuur- en archiefonderzoek bij instanties en personen in Nederland, Duitsland en de Verenigde Staten stelt de commissie de volgende feiten vast.
Max en Martha Liebermann en hun gezin
Max Martin Liebermann (hierna ook: Liebermann) werd geboren op 20 juli 1847 in Berlijn, als tweede zoon van industrieel Louis Liebermann en diens vrouw, Philippine Liebermann (geboren Haller). Beide ouders behoorden tot de Joodse middenklasse in Berlijn. Liebermann had een oudere zus, een oudere broer en een jongere broer. Vanaf 1857 woonde het gezin in Haus Liebermann aan Pariser Platz 7 te Berlijn. Liebermann groeide op in een periode van toenemende emancipatie van de Joodse bevolking van Pruisen. Na het behalen van zijn eindexamen aan het Friedrichwerdersche Gymnasium volgde Liebermann in 1866 gedurende twee jaar een studie scheikunde in Berlijn. Daarna werd hij toegelaten tot de Großherzoglich-Sächsischen Kunstschule in Weimar. Tussen 1871 en 1884 verbleef Liebermann voornamelijk in Nederland en Frankrijk, waarna hij zich opnieuw vestigde in Berlijn en daar op 14 september 1884 in het huwelijk trad met Martha Marckwald (1857-1943). Een jaar later werd hun enige dochter Käthe (1885-1952) geboren. Vanaf 1892 woonde het gezin op de tweede verdieping van het ouderlijk huis Haus Liebermann.
De carrière van Max Liebermann
Liebermann maakte in Berlijn naam als voornaamste voorvechter van ‘moderne’ kunst. In 1898 werd hij voorzitter van de Berliner Secession; het jaar daarvoor was hij benoemd tot hoogleraar aan de Königliche Akademie der Künste. In 1914 richtte Liebermann een Freie Secession op, waarvan hij erevoorzitter werd. In 1917 werd naar aanleiding van Liebermanns zeventigste verjaardag een overzichtstentoonstelling van zijn werk georganiseerd in de Königliche Akademie der Künste. Drie jaar later werd hij benoemd tot president van de academie, die inmiddels was hernoemd naar Preußische Akademie der Künste. Als schilder legde hij zich in deze jaren toe op het maken van portretten. Liebermann werd op zijn tachtigste verjaardag onderscheiden met het Adlerschild des Deutschen Reiches.
In zijn laatste levensjaren was Liebermann getuige van de machtsovername door de nationaalsocialisten. Op 7 mei 1933 dwongen de nationaalsocialisten Liebermann – die vanwege gezondheidsklachten zijn functie als president al had neergelegd – het erepresidentschap, senatorschap en lidmaatschap van de Preußische Akademie der Künste op te geven. Hij trok zich uit het openbare leven terug en overleed op 8 februari 1935.
Na de dood van Max Liebermann
Kort na de dood van haar man ontving Martha Liebermann (hierna ook: Martha) een brief van de in Dresden woonachtige Duitse kunsthistoricus Max Lehrs. Deze brief is niet overgeleverd. Uit het wel overgeleverde antwoord van Martha van 15 maart 1935 blijkt dat Lehrs een verzoek overbracht van prins Johann Georg van Saksen met betrekking tot een niet nader gespecificeerd schetsboek dat mogelijk in handen was van Martha. In haar antwoord schreef Martha dat zij op dat moment samen met kunsthistoricus Erich Hancke het atelier van haar overleden echtgenoot aan het inventariseren was met het doel een Nachlass-stempel aan te brengen op het nagelaten werk van haar man:
Was nun die Bitte Ihres Prinzen betrifft, so will ich gern sehn was sich tun lässt. Ich ordne augenblicklich mit Herrn Hancke das Atelier, da ja die Bilder und Zeichnungen einen Nachlass-Stempel bekommen müssen. Doch ist mir kein Skizzenbuch in die Hände gefallen, und ich fürchte viel werde ich nicht finden. Mein Mann hat gewöhnlich die besseren Blätter herausgenommen und einzeln in Passe-partouts tun lassen. Jedenfalls werde ich suchen, und Sie das Resultat so bald wie möglich wissen lassen.
Op 26 maart 1935 berichtte Martha dat zij het gezochte schetsboek naar alle waarschijnlijkheid gevonden had:
Nach längerem Suchen habe ich hoffentlich das Richtige gefunden. Die grösseren Skizzenbücher sind alle zerrissen und die gezeichneten Seiten fast gänzlich entfernt. Dies Buch ist aus den ersten Jahren unseres Aufenthaltes in Wannsee, ich nehme an zwischen 1910 und 1914.
Een paar dagen later zond Lehrs het door Martha ter hand gestelde schetsboek aan prins Johann Georg van Saksen.
Vervolging van Martha door de nationaalsocialisten en haar pogingen om Duitsland te ontvluchten
In 1935 verhuisde Martha naar een kleinere woning aan de Graf-Spee-Straße 23 te Berlijn. Haar dochter Käthe, die getrouwd was met de niet-Joodse Duitse diplomaat en filosoof Kurt Riezler, vertrok na de Novemberpogrom van 1938 naar New York. Daar had haar man een betrekking aan de The New School for Social Research geaccepteerd. Martha wilde Berlijn, met het graf van haar man, op dat moment niet verlaten.
Martha had geprobeerd het huis aan de Pariser Platz 7 aan haar dochter te schenken, met het doel onteigening te voorkomen. De notariële akte waarin deze overdracht zou worden geregeld, werd echter door de machthebbers niet geaccepteerd. Vanaf 6 december 1938 werd het Joden verboden zich op te houden aan de Pariser Platz. Hierdoor kon Martha de woning niet langer betreden. In dezelfde maand werd zij verplicht al haar zilver en sieraden af te staan. Op 14 december 1940 werd Martha gedwongen om haar villa aan de Wannsee voor RM 160.000 te verkopen aan de Deutsche Reichspost. De verkoopopbrengst werd op een geblokkeerde rekening gestort en stond niet ter beschikking van Martha.
Vanaf het najaar van 1941 ondernam Martha verschillende pogingen om Duitsland te ontvluchten. Zowel Zweden als Zwitserland verleenden Martha inreisvisa, nadat vrienden zich garant hadden gesteld voor de kosten van haar levensonderhoud. Het Reichswirtschaftsministerium eiste echter CHF 50.000 aan Reichsfluchtsteuer in ruil voor een uitreisvisum. Tot begin 1943 zijn er tevergeefs pogingen gedaan deze som bij elkaar te brengen en te betalen aan de Duitse autoriteiten.
Martha kreeg eind 1942 een beroerte en werd bedlegerig. Ze ontving nog hulp van een klein aantal mensen in haar omgeving. Op 4 maart 1943 schreef ze aan de eveneens in Berlijn woonachtige Erich Alenfeld:
Verehrter, lieber Herr Alenfeld, Ich bin ganz auseinander! Die Bank hat nicht mal die kleine Summe gezahlt, ohne einen freundlichen Besuch wäre ich ohne Geld! – Dazu macht man mir von allen Seiten Angst wegen Abtransport! Ich erwarte Sie sehnlich, […] Dr. Landsberger sollte ja kommen!
Bitte, bitte Antwort
Ihre dankbare Martha L.
Met daaronder in het handschrift van Erich Alenfeld:
Abgeholt 5.III.43
Morgens!
Gift genommen!
Op 5 maart 1943 verscheen een politieagent bij de woning van Martha, met het doel haar op transport naar Theresienstadt te zetten. Martha had echter een overdosis slaapmiddel genomen en lag in coma. Ze werd naar het Joodse ziekenhuis van Berlijn gebracht, waar ze overleed op 10 maart 1943. Erich Alenfeld zorgde dat Martha Liebermann op 23 maart 1943 werd begraven op de begraafplaats Weissensee. Op 10 mei 1954 werd ze herbegraven naast haar man op de joodse begraafplaats Schönhauser Allee, Berlijn. Op 26 maart 1943 werd haar gehele nalatenschap door de Duitse staat geconfisqueerd en enkele dagen later werd het huis aan de Pariser Platz door de Gestapo in beslag genomen.
Max J. Friedländer en zijn betrekkingen met Liebermann
Max Jacob Friedländer (hierna ook: Friedländer) werd op 5 juli 1867 geboren in Berlijn. Net als Liebermann bezocht hij het Friedrichwerdersche Gymnasium. Daar deed hij in 1887 eindexamen. Friedländer studeerde daarna kunstgeschiedenis en klassieke archeologie in München en Leipzig. In 1895 keerde hij terug naar Berlijn. Om aan vervolging te ontkomen, emigreerde Friedländer in mei 1939 naar Nederland en wist hij de bezettingsjaren te overleven. In 1954 verkreeg Friedländer het Nederlandse staatsburgerschap. Hij overleed op 11 oktober 1958 in Amsterdam.
Hoewel Friedländers expertise voornamelijk lag op het vlak van de vroege Nederlandse en Duitse schilderkunst bleef hij zijn leven lang gegrepen door Liebermann en zijn werk, waarover hij meerdere artikelen schreef in Duitse bladen. In 1925 publiceerde Friedländer een biografie van Liebermann. In 1947 publiceerde Friedländer bij de honderdste verjaardag van Liebermann een biografisch artikel over hem in het Maandblad voor beeldende kunsten.
Tussen Friedländer en Liebermann ontstond een vriendschappelijke band. Friedländer werd ten minste tweemaal met Kerstmis bij de Liebermanns thuis uitgenodigd. Liebermann legde Friedländer vast in meerdere tekeningen. In het door het RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis beheerde archief van Friedländer bevinden zich 19 brieven en briefkaarten van Liebermann aan Friedländer. Friedländer was als een van de weinige prominenten uit de Duitse kunstwereld aanwezig op de begrafenis van Liebermann in 1935.