Spring naar content
Advies inzake het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels

Kinderen aan het strand door Isaac Israels

Dossiernummer: RC 1.149

Soort advies: Rijkscollectie

Adviesdatum: 20 juli 2016

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies: In Nederland

Kinderen aan het strand door Isaac Israels (foto: Peter Cox)

  • Kinderen aan het strand door Isaac Israels (foto: Peter Cox)

Het advies

Op 27 maart 2014 verzocht de heer AA te BB, mede namens zijn neef CC te DD, de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) om restitutie van het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels, dat deel uitmaakt van de collectie van Museum Arnhem. Bij brief van 15 augustus 2014 heeft de minister de Restitutiecommissie (hierna: de commissie) verzocht over dit verzoek te adviseren als ware het een rijkscollectiezaak, waarmee het Museum Arnhem heeft ingestemd.

Beoordelingskader

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit adviescommissie restitutieverzoeken cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog, zoals gewijzigd in 2012, is er een commissie die tot taak heeft de minister op diens verzoek te adviseren over de te nemen beslissingen op verzoeken om teruggave van cultuurgoederen waarover de oorspronkelijke eigenaar door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime onvrijwillig het bezit heeft verloren en die:
a. onderdeel zijn van de NK-collectie; of
b. tot het overige deel van de rijkscollectie behoren.
Ingevolge het vijfde lid adviseert de commissie over verzoeken als bedoeld in het eerste lid, onder b, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

De procedure

Aanleiding voor het restitutieverzoek was de vermelding van het geclaimde schilderij op de website Museale Verwervingen vanaf 1933, een online database betreffende museale objecten waarvan – zoals in die website wordt weergegeven – de herkomstgeschiedenis verwijst naar roofconfiscatie, gedwongen verkoop of andere verdachte omstandigheden die hebben plaatsgevonden tijdens het naziregime.

Naar aanleiding van het adviesverzoek van de minister heeft de commissie een onderzoek naar de feiten ingezet. Onderwijl heeft verzoeker per brief van 7 oktober 2014 een voorlopig rapport overgelegd met de resultaten van eigen onderzoek, aangevuld met nadere eigen onderzoeksresultaten op 3 november 2014. Tevens heeft hij verzocht om een gesprek met de commissie. Op 19 februari 2015 heeft in het kader van de opzet van het onderzoek een gesprek plaatsgevonden tussen verzoeker, de voorzitter en twee onderzoekers van de commissie. In vervolg hierop heeft op 12 maart 2015 een gesprek plaatsgevonden tussen verzoeker en twee onderzoekers.

De resultaten van het door de commissie verrichte feitenonderzoek zijn neergelegd in een feitenoverzicht van 9 november 2015, dat is toegezonden aan verzoeker en de minister. De minister heeft hierop gereageerd bij brief van 24 maart 2016. Verzoeker heeft gereageerd bij e-mail van 28 maart 2016. Intussen heeft de commissie op één punt aanvullend onderzoek verricht. De resultaten van dit nadere onderzoek zijn per brief van 21 april 2016 aan partijen toegezonden.

Op 23 mei 2016 heeft een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Verzoeker is daar verschenen, bijgestaan door EE, curator van Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Namens de minister zijn verschenen FF, beleidsmedewerker, en GG, adviseur rijkscollectie. Namens het Museum zijn verschenen HH en II. Een gespreksverslag is op 2 juni 2016 toegezonden aan partijen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker betoogd dat de commissie meer onderzoek had kunnen verrichten, zoals onder meer in archieven over ‘Hausraterfassung’, SD’ers en SS’ers en in de archieven van het Militair Gezag.
De commissie is het hier niet mee eens. Er is door de commissie en door de verzoeker zelf zeer uitgebreid onderzoek verricht. De commissie heeft daarvan verslag gedaan in het feitenoverzicht en de aanvullende brief, voor zover het relevante gegevens heeft opgeleverd. Voorts heeft verzoeker niet aangegeven naar welke gegevens volgens hem zou moeten worden gezocht en in welk opzicht die relevant kunnen zijn. Nader onderzoek, als door verzoeker voorgestaan, zou zeer bewerkelijk zijn geweest met een te verwaarlozen kans op het vinden van relevante gegevens. Gelet op een en ander meent de commissie dat dit in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd.

Overwegingen

  1. Verzoeker vraagt restitutie van het schilderij Kinderen aan het Strand door Isaac Israels, dat deel uitmaakt van de collectie van het Museum Arnhem onder inventarisnummer GM05019. Verzoeker identificeert dit kunstwerk als een schilderij dat tijdens de Tweede Wereldoorlog uit het huis van zijn grootvader JJ is geroofd door de Duitse bezetter. De commissie heeft kennis genomen van enkele erfrechtelijke stukken betreffende de nalatenschap van JJ en diens tweede echtgenote. Op basis daarvan ziet zij geen aanleiding om te twijfelen aan de positie van verzoeker als één van de rechthebbenden op de nalatenschap van zijn grootvader JJ.
  2. De voor de beoordeling van het restitutieverzoek relevante feiten zijn vastgesteld op basis van het onderzoek van verzoeker, het door de commissie opgestelde feitenoverzicht van 9 november 2015, de daarop ontvangen reacties, het aanvullende onderzoek door de commissie en de gegevens verstrekt tijdens de mondelinge behandeling. In de volgende overwegingen wordt volstaan met een samenvatting.
    JJ
  3. JJ werd op 21 juni 1884 geboren te Amsterdam. Hij huwde KK, die in 1935 overleed. Uit het huwelijk werden vijf kinderen geboren, onder wie LL, de vader van verzoeker. Gedurende de bezetting is JJ met zijn tweede echtgenote, bij wie hij geen kinderen had, gedeporteerd en vermoord in Auschwitz. Een groot deel van zijn familie werd slachtoffer van de jodenvervolging. LL en CC, een kleinzoon van JJ, overleefden de oorlog.
  4. Uit archiefstukken blijkt dat de woning van JJ aan de Berkelstraat 19hs te Amsterdam in februari 1943 is leeggehaald (‘gepulst’) door de nazi-autoriteiten. Bij deze ontruiming zijn alle in het huis aanwezige voorwerpen in beslag genomen. Verzoeker heeft de commissie een inventarislijst toegezonden, afkomstig uit het archief van zijn vader, betreffende de meegenomen huisraad van Berkelstraat 19hs. Op de lijst is onder de kop ‘Salon’ melding gemaakt van ‘4 schilderijen, waaronder 1 Isreal’. Bij het laatste woord is sprake van een kennelijke typefout die de commissie hier en in het vervolg verbeterd leest als: Israels. Op de lijst ontbreken nadere gegevens, zoals de voorletter of voornaam van deze Israels, de op het desbetreffende schilderij weergegeven voorstelling, de afmetingen en het gebruikte materiaal.
    Het geclaimde schilderij
  5. Verzoeker stelt dat de geroofde Israels uit het huis van zijn grootvader te identificeren is als het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels, dat nu onder inventarisnummer GM05019 deel uitmaakt van de collectie van Museum Arnhem. Dit werk betreft een olieverfschilderij op karton dat op paneel is geplakt. De afmetingen zijn 41 x 57,5 cm. Op het schilderij zijn drie kinderen afgebeeld die aan het strand op drie ezels rijden.
  6. Uit de bij het onderzoek geraadpleegde archiefstukken blijkt dat het geclaimde werk na de Tweede Wereldoorlog is aangetroffen te Velp, nabij Arnhem, in een huis dat ‘door een uit Amsterdam afkomstige S.D. man’ bewoond is geweest. Het kunstwerk is destijds overhandigd aan het hoofd van de lokale Politieke Opsporings Dienst, commissaris M.O.F. van der Heul. In naoorlogse verslagen is vermeld dat commissaris Van der Heul diverse pogingen heeft ondernomen om te achterhalen wie de eigenaar van het kunstwerk was. Zo liet hij een aantal maanden na de bevrijding een oproep plaatsen in een Amsterdamse krant, maar deze poging bleef zonder resultaat. Uiteindelijk nam Van der Heul contact op met F.W. van der Haagen, het hoofd van de Rijksinspectie Kunstbescherming Roerende Goederen te Arnhem, aan wie hij medio januari 1946 het schilderij overdroeg. Van der Haagen, die het schilderij in bewaring nam voor de Stichting Nederlands Kunstbezit (hierna: SNK), heeft het kunstwerk op enig moment overgedragen aan het Gemeentemuseum Arnhem, de voorloper van het huidige Museum Arnhem.
    Het restitutieverzoek
  7. De onder 6 weergegeven herkomstgegevens zijn in oktober 2013 gepubliceerd op de website Museale Verwervingen vanaf 1933. Deze publicatie vormde de aanleiding voor het restitutieverzoek van AA.
  8. Verzoeker stelt dat het thans in Arnhem aanwezige schilderij hetzelfde schilderij is als de vermiste Israels uit het bezit van zijn grootvader. Daarbij verwijst verzoeker naar de onder 4 genoemde inventarislijst, gecombineerd met de volgende factoren:
    a) het gegeven dat zijn vader LL dikwijls aan verzoeker heeft verteld dat in zijn ouderlijk huis een schilderij van Isaac Israels aanwezig was:
    ‘Mijn vader LL (1910) heeft zolang ik mij kan heugen verteld dat er bij hem thuis (het ouderlijk huis) een Izaak Israëls aanwezig was. (…) De velours gordijnen dicht en dan in het schijnsel van het licht naar het schilderij kijken en wegdromen’.
    JJ, die kleermaker was, zou het schilderij direct van Isaac Israels hebben gekregen als tegenprestatie voor het maken van een kostuum.Verzoeker geeft aan dat zijn vader bij het ophalen van deze herinneringen soms verwees naar familie-uitjes in de badplaats Zandvoort:
    ‘Pa vertelde dat misschien 1 maal per jaar ze met de Kikker (de Blauwe Tram) naar Zandvoort gingen wat een onverwoestbare indruk had gemaakt op een jongen toen van 5-6 jaar oud. Die uitjes naar Zandvoort (…) waren de familiesamenkomsten’
    b) het feit dat LL in de jaren tachtig een reproductie heeft aangeschaft van een schilderij van Isaac Israels waarop kinderen zijn afgebeeld die aan het strand op ezels rijden:
    ‘Wat verder duidelijk was dat het schilderij KahS [Kinderen aan het strand, RC] belangrijk voor hem was. Zonder te zeggen waarom, hing er in de jaren 80 ineens een reproductie van 3 ezels en meisjes en een persoon boven zijn bureau in zijn werkkamer.’
    Deze reproductie is van een bekend schilderij door Isaac Israels uit de collectie van het Rijksmuseum Amsterdam (inv.nr. SK-A-3597). De voorstelling toont veel overeenkomsten met die van het thans geclaimde werk. De reproductie is nog altijd in bezit van de familie […] en is tijdens de mondelinge behandeling getoond. Verzoeker voert aan dat zijn vader deze reproductie had opgehangen, omdat de afbeelding hem deed denken aan de geroofde Israels uit zijn jeugd. In de gelijkenis tussen de voorstelling op de reproductie die zijn vader bezat en die van het geclaimde werk in Arnhem ziet verzoeker dan ook bewijs voor zijn stelling dat het schilderij in Arnhem te identificeren is als het geroofde kunstwerk uit het bezit van zijn grootvader.
  9. Ter onderbouwing van zijn claim heeft verzoeker uitgebreid (kunst)historisch onderzoek verricht in uiteenlopende archieven. In het hiernavolgende zullen de onderzoeksresultaten van verzoeker, voor zover voor dit advies relevant, aan de orde komen.
    Beoordeling claim
  10. Op grond van het Instellingsbesluit adviseert de commissie in rijkscollectie-zaken, voor zover die geen NK-werken betreffen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, waarbij de commissie is opgedragen ‘groot gewicht toe [te kennen] aan de omstandigheden van de verwerving door de bezitter en de mogelijkheid van kennis van de verdachte herkomst ten tijde van de verwerving van het betrokken cultuurgoed’ (Instellingsbesluit, art. 2, lid 6). In dit verband signaleert de commissie dat het in de onderhavige zaak geclaimde schilderij een opvallende herkomstgeschiedenis heeft. Het kunstwerk is direct na de bevrijding in beslag genomen na te zijn aangetroffen in de woning van een ‘SD-man’ in Velp. Nadien is het werk in bewaring genomen door de SNK, die het heeft afgegeven aan het Gemeentemuseum Arnhem, dat als zijn opvolger het Museum Arnhem heeft, waar het thans nog berust. Uit bij het onderzoek aangetroffen notulen van vergaderingen van de Raad van Toezicht van het Gemeentemuseum blijkt dat deze afgifte destijds plaatsvond, ‘onder voorwaarde dat teruggave aan de eigenaar plaats heeft, indien deze zich aanmeldt’. De commissie oordeelt dat deze herkomst-geschiedenis sterke overeenkomsten vertoont met kunstwerken uit de NK-collectie, die uit vijandelijk bezit werden gerecupereerd en ter hand van de SNK werden gesteld met het doel ze aan de rechtmatige eigenaar te restitueren. In de onderhavige zaak ziet de commissie dan ook aanleiding om zich, conform de beoordeling van NK-zaken, te laten leiden door de aanbevelingen van de commissie Ekkart uit 2001, voor zover van overeenkomstige toepassing.
  11. De commissie ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of het geclaimde werk in Arnhem te identificeren is als de van JJ geroofde Israels. Op grond van de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart uit 2001, kan tot teruggave worden overgegaan indien het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk is gemaakt en er geen aanwijzingen zijn die dat tegenspreken.
  12. De commissie constateert dat op grond van de onder 4 genoemde inventarislijst uitsluitend kan worden vastgesteld dat JJ een schilderij van Israels in zijn bezit had. Of deze vermelding betrekking heeft op een werk van Jozef Israëls of van Isaac Israels blijkt evenwel niet uit de inventarislijst. Evenmin is op de lijst aangegeven wat er op het geroofde schilderij was afgebeeld, welk materiaal was gebruikt en wat de afmetingen waren.
  13. Om nadere schriftelijke gegevens over het door JJ vermiste schilderij te achterhalen, hebben zowel verzoeker als de commissie onderzoek gedaan in het archief van de SNK. Bij dit onderzoek zijn geen documenten aangetroffen die betrekking hebben op van JJ geroofde kunstwerken. De commissie heeft vervolgens in het SNK-archief de aangifteformulieren doorzocht waarmee na de oorlog kunstwerken als vermist zijn opgegeven. Bij dit onderzoek zijn twee formulieren gevonden die betrekking hebben op olieverfschilderijen door Isaac Israels met het thema ‘ezeltjerijden aan het strand’. In beide gevallen, die geen verband hebben met de familie […], gaat het om een schilderij dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s is geroofd uit het huis van een joodse inwoner van Amsterdam en dat na de oorlog niet is teruggevonden. Het schilderij op het eerste formulier is omschreven als een ‘Strandgezicht met 2 ezeltjes en figuren, er is geen hemel of wolken op geschilderd. Een zomersche dag. Tinten roze grijs en beige meen ik’. Het betrof een ‘schilderij met vergulden lijst’ met de afmetingen ‘ongeveer 42-60cm’. Op het tweede formulier is het vermiste werk omschreven als een ‘Schilderij met gouden lijst’, voorstellend ‘Ezeltje rijden op strand. Een der dames is geloof ik geweest Freule van Schimmelpenninck – hofdame van hare Majesteit’. Dit werk had volgens de aangifte de afmetingen 55 cm bij 45cm. De commissie heeft nader onderzoek gedaan naar aanleiding van deze aangiften doch dit heeft niets opgeleverd.
  14. Op grond van het voorgaande stelt de commissie vast dat bij het onderzoek geen schriftelijke bronnen zijn aangetroffen waaruit meer gegevens zijn af te leiden over de voorstelling, de afmetingen en het gebruikte materiaal van het schilderij dat JJ in bezit had. Wel blijkt uit onderzoek in het SNK-archief dat tijdens de oorlog in elk geval twee olieverfschilderijen door Isaac Israels met de voorstelling ‘ezeltjerijden aan het strand’ uit de inboedel van twee andere joodse Amsterdammers zijn geroofd. Deze schilderijen zijn na de oorlog niet teruggevonden en zijn waarschijnlijk nog altijd vermist. Op voorhand mag evenwel niet worden uitgesloten dat het bij één van deze twee schilderijen gaat om het schilderij dat zich thans in Arnhem bevindt.
  15. Voorts heeft de commissie onderzoek gedaan naar aanwijzingen in de herkomst-geschiedenis van het thans geclaimde werk die zouden kunnen verwijzen naar voormalig bezit van JJ. Daarbij heeft de commissie mede gebruik kunnen maken van de resultaten van het uitvoerige onderzoek verricht door verzoeker. De commissie constateert dat op grond van de beschikbare documentatie geen directe verbinding kan worden gelegd tussen het geclaimde kunstwerk in Arnhem en JJ als voormalig eigenaar. Hoewel de commissie op grond van de oorlogsgeschiedenis van het geclaimde schilderij – zoals omschreven in overweging 6 – van mening is dat het werk waarschijnlijk afkomstig is uit Amsterdam en een herkomst heeft die verwijst naar roof of confiscatie, zijn in de aanwezige archiefbronnen geen verwijzingen aangetroffen naar JJ, noch naar enige andere inboedel of collectie waaruit het schilderij afkomstig kan zijn geweest.
  16. Op zoek naar meer informatie, heeft verzoeker getracht de naam te achterhalen van de in de stukken genoemde ‘uit Amsterdam afkomstige S.D. man’, in wiens huis in Velp het schilderij na de oorlog is aangetroffen. Op grond van uitvoerig archiefonderzoek is verzoeker overtuigd dat hij de identiteit van deze SD’er heeft achterhaald. De commissie heeft de door verzoeker aangevoerde argumenten zorgvuldig gewogen, maar kan zijn stellingen hieromtrent niet volgen. Dat de door verzoeker aangevoerde persoon, die uit Amsterdam afkomstig zou zijn, daadwerkelijk degene is geweest die het werk naar Velp heeft meegenomen, blijkt niet uit de stukken. Daarbij neemt de commissie in overweging dat vele andere scenario’s denkbaar zijn. In Velp was het Arnhemse Einsatzkommando van de SD gevestigd. Toen na de geallieerde invasie in Normandië het Duitse bezettingsregime in juni 1944 zijn burelen vanuit Den Haag naar Gelderland verhuisde, werd het Referat IV B 4 van de Gestapo (het ‘Judenreferat’) gevestigd aan de Velperstraat te Velp, waar het tot februari 1945 dienst deed. Hieruit blijkt dat er gedurende de bezetting verscheidene SD’ers in de regio Velp woonachtig zijn geweest, onder wie er ook zullen zijn geweest die afkomstig waren uit Amsterdam. Voorts overweegt de commissie dat ook indien de identiteit van de SD’er onomstotelijk vast zou staan, deze niet zonder meer doorslaggevend is voor de identificatie van het thans geclaimde kunstwerk als het door JJ verloren schilderij.
  17. Verzoeker betoogt dat JJ het thans geclaimde kunstwerk heeft verworven van de schilder Isaac Israels zelf, als tegenprestatie voor de levering van een door JJ geproduceerd kledingstuk. Daartoe voert verzoeker aan dat zowel zijn grootvader als Isaac Israels in dezelfde periode werkzaam zijn geweest in het gebouw van modehuis Hirsch & Cie te Amsterdam. Bij het onderzoek van de commissie zijn aanwijzingen aangetroffen die deze stelling van verzoeker onzeker maken. De commissie verwijst naar een catalogus uitgegeven ter gelegenheid van een veiling bij Frederik Muller & Co. te Amsterdam op 19 maart 1907. In deze catalogus is een schilderij vermeld van Isaac Israels. Het betreft een olieverfschilderij op karton op paneel met de afmetingen 41 x 57,5 cm. Daarbij is de volgende omschrijving opgenomen:
    Excursion sur la plage / Par une superbe journée d’été, trois jeunes filles sont sorties pour se promener sur des ânes le long de la plage; leurs feutres écarlates et leurs costumes clairs égaient, par leur éclat, le fond blue formé par la mer.
    De commissie constateert dat zowel het gebruikte materiaal, als de afmetingen en de omschrijving van de voorstelling van dit schilderij exact overeenkomen met de specificaties van het thans geclaimde kunstwerk. De commissie is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat de vermelding in de catalogus uit 1907 verwijst naar het thans geclaimde kunstwerk. Aantekeningen in de catalogus wijzen erop dat het schilderij op de veiling voor 200 gulden is verkocht aan de Amsterdamse kunsthandel Frans Buffa & Zn., hetgeen onverenigbaar is met het door verzoeker geschetste scenario. De commissie merkt nog op dat nader onderzoek door een medewerker van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) in het archief van Frans Buffa & Zn. geen nadere gegevens heeft opgeleverd over het geveilde werk.
  18. Nu in het aanwezige archiefmateriaal geen directe of indirecte gegevens zijn aangetroffen die verwijzen naar JJ als voormalig eigenaar van het thans geclaimde werk, ziet de commissie zich voor de vraag gesteld welk gewicht, in samenhang met de overige bekende feiten, moet worden toegekend aan de onder 8 verwoorde herinnering van de vader van verzoeker en het feit dat hij een reproductie had aangeschaft van een schilderij in het Rijksmuseum dat overeenkomsten vertoont met het thans geclaimde werk. Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden, heeft de commissie onderzoek gedaan naar de hoeveelheid schilderijen met de voorstelling ‘ezeltjerijden aan het strand’ die in het oeuvre van Isaac Israels vertegenwoordigd zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat Isaac Israels duizenden schilderijen heeft vervaardigd, waarvan een aanzienlijk aantal een strandtafereel met het thema ‘ezeltjerijden’ voorstelt. De commissie baseert zich daarbij onder meer op een publicatie van kunsthistoricus Antoon Erftemeijer uit 2007 over de Hollandse en Italiaanse strandtaferelen van Isaac Israels. In deze publicatie is vermeld dat van de ongeveer 100 bekende olieverfwerken met dit thema er ongeveer 35 specifiek zijn gewijd aan kinderen die ezeltje rijden langs het strand. De commissie merkt op dat de genoemde aantallen niet meer dan een indicatie vormen en in werkelijkheid vermoedelijk groter zijn, aangezien naast de gedocumenteerde, bekende kunstwerken door Isaac Israels – die veelal een onduidelijke herkomstgeschiedenis of verblijfplaats hebben – nog regelmatig tot dusver onbekende exemplaren worden ontdekt. Verzoeker stelt dat de compositie van acht van deze werken, waaronder het thans geclaimde schilderij, wat betreft details als de richting van de koppen van de ezels, het aantal kinderen en de achtergrond – vrijwel – identiek is aan de afbeelding op de reproductie die zijn vader had aangeschaft. Verzoeker maakt hieruit op dat de deelverzameling van schilderijen waartoe het door zijn grootvader verloren kunstwerk moet behoren, relatief klein is. De commissie onderschrijft deze stelling niet. De reproductie deed de vader van verzoeker denken aan het schilderij uit het ouderlijk huis. Daaruit mag niet de conclusie worden getrokken dat de reproductie ook in details overeenkomt met het schilderij in het ouderlijk huis. Dit klemt temeer omdat de reproductie er een is van het schilderij in het Rijksmuseum die de voor het publiek gemakkelijkst verkrijgbare is en waarmee – naar mededeling van verzoeker – zijn vader in de jaren tachtig thuis is gekomen naar aanleiding van de grote Isaac Israelstentoonstelling in de Beurs van Berlage in Amsterdam.
  19. Niet kan worden uitgesloten dat de omschrijving van het schilderij met alleen de familienaam van de schilder Israels op de inventarislijst van de geconfisqueerde inboedel van JJ, gelet op de weergave van verzoeker van de herinneringen van zijn vader en diens aanschaf van een op het geclaimde werk gelijkende reproductie, van toepassing is op het thans geclaimde werk uit de collectie van Museum Arnhem. De commissie is evenwel van oordeel dat deze omstandigheden, zonder ondersteuning door nadere gegevens, onvoldoende zijn om het geclaimde werk met voldoende aannemelijkheid te kunnen identificeren als het uit het bezit van JJ geroofde schilderij. Hierbij speelt mede een rol dat de voorstelling op het geclaimde werk een thema is dat dikwijls voorkomt in het oeuvre van Isaac Israels. Bovendien kan de commissie niet voorbij gaan aan het onder overweging 13 omschreven feit dat de nazi’s in de Tweede Wereldoorlog in elk geval twee schilderijen door Isaac Israels met het thema ‘ezeltjerijden op het strand’ van andere joodse Amsterdammers hebben geroofd.
  20. Alle feiten en omstandigheden tezamen genomen, is de commissie van oordeel dat niet in hoge mate aannemelijk is gemaakt dat het schilderij Kinderen aan het strand door Isaac Israels uit de collectie van Museum Arnhem uit het bezit van JJ is geroofd. De commissie zal de minister dan ook adviseren het verzoek om teruggave af te wijzen.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het restitutieverzoek van AA af te wijzen.

Aldus vastgesteld op 20 juli 2016 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, R. Herrmann, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten, H.M. Verrijn Stuart (leden) en I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

(W.J.M. Davids, voorzitter)   (R.A.M. Nachbahr, secretaris)