4. Voorkeur partijen: Verkoop door de gemeente
4.1 Partijen gaan uit van de eigendomsverhouding 76 procent (Von Saher) : 24 procent (de Gemeente). Kennelijk gaan zij ervan uit dat zij aanspraak kunnen maken op respectievelijk 76 procent en 24 procent van de geldelijke waarde van het schilderij.
4.2 Bij aanvang van de procedure waren drie, door beide partijen erkende oplossingen in beeld. De ene partij zou haar eigendomsdeel aan de andere partij moeten verkopen of partijen zouden gezamenlijk het schilderij aan een derde moeten verkopen met onderlinge verdeling van de opbrengst. Verkoop aan een derde, onderhands of openbaar, bleken partijen het minst te prefereren. Partijen richtten zich op verkoop van het eigendomsdeel van de één aan de ander.
4.3 Tijdens de hoorzitting heeft de commissie een voorkeur uitgesproken voor de oplossing dat de Gemeente zou proberen het eigendomsdeel van Von Saher te kopen, opdat zij het schilderij in haar museale collectie zou kunnen behouden. De Gemeente zou daartoe moeten proberen de benodigde fondsen te vergaren. De Gemeente en Von Saher konden zich in dit voorstel vinden.
4.4 De Gemeente liet echter enige tijd later weten niet in de fondsenwerving te zijn geslaagd. De geboden oplossing had zodoende niet het gewenste gevolg. Bij deze stand van zaken kan de commissie naar redelijkheid en billijkheid niet adviseren tot aankoop door de Gemeente.
4.5 De Gemeente lichtte haar positie bij brief van 29 juli 2008 als volgt toe.
‘De afgelopen periode heeft de gemeente geprobeerd bij de daarvoor in aanmerking komende fondsen, voldoende financiële middelen te verwerven om het aandeel van mw. Von Saher aan te kopen. Dat is echter, mede als gevolg van het beroep dat momenteel van diverse zijden op die fondsen wordt gedaan, niet gelukt. De gemeente is hierdoor gedwongen af te zien van de optie het aandeel van mw. Von Saher voor de getaxeerde marktwaarde over te nemen. In plaats daarvan is zij wel bereid, onder de voorwaarden die de heer Polak [de raadsman van mevrouw Von Saher, toevoeging van de commissie] in zijn brief aan uw commissie noemt, haar aandeel in het schilderij aan mw. Von Saher te verkopen (..).’
4.6 Aangezien de Gemeente bereid is haar eigendomsdeel aan Von Saher te verkopen en Von Saher zich tot medewerking aan die oplossing bereid heeft verklaard (brief 26 juni 2008), zal de commissie dienovereenkomstig beslissen. Voor verkoop aan een derde heeft de commissie onder partijen te weinig draagvlak geconstateerd.
4.7 Von Saher heeft in de procedure een taxatiewaarde van USD 2.892.000,- ter zake van Het gebed van Tobias en Sarah gepresenteerd, overeenkomend met haar eigendomsdeel van 76 procent. Daarbij heeft zij een wisselkoers van EUR 1 = USD 1,55 genoemd.[1] De Gemeente heeft bij brief van 29 juli 2008 ingestemd met zowel de taxatiewaarde als de wisselkoers. Hiermee is tussen partijen ook de waarde van het eigendomsdeel van 24 procent vast komen te staan – USD 913.263,-[2] – alsmede de waarde van het gehele schilderij – USD 3.805.263,-.
4.8 Bij verkoop door de Gemeente van haar eigendomsdeel zal zodoende worden uitgegaan van een betaling door Von Saher van omgerekend EUR 589.201,94.[3]
[1] Toelichting op de berekening: ten aanzien van het eigendomsdeel van 76 procent van Von Saher leidt de taxatie van Simon Dickinson tot een waarde 76 % x EUR 3.000.000,- x 1,55 = USD 3.534.000,-, terwijl de taxatie van Christie’s voor dat gedeelte van het schilderij USD 2.250.000,- bedroeg. Het gemiddelde van deze twee bedragen is USD 2.892.000,-.
[2] Het bedrag van USD 913.263,- is als volgt berekend: 24/76 x USD 2.892.000,-.
[3] USD 913.263,-/1,55 = EUR 589.201,94.