De procedure
De aanleiding voor het verzoek om hernieuwd advies is een brief van verzoeker aan de minister van OCW van 29 maart 2010, waarin hij met een beroep op nieuw feitenmateriaal de minister verzoekt zijn besluit tot afwijzing van het restitutieverzoek, conform het advies RC 1.50, te heroverwegen. Naar aanleiding hiervan heeft de minister de commissie verzocht om een hernieuwd advies op basis van hetgeen door verzoeker in zijn brief van 29 maart 2010 is aangevoerd.
Naar aanleiding van het beroep van verzoeker op nieuwe feiten heeft de commissie een overzicht opgesteld van het bij zijn brief van 29 maart 2010 overgelegde, deels nog niet bekende, bronnenmateriaal. Dit overzicht is neergelegd in een conceptrapport van 20 juni 2011, dat op 6 juli 2011 voor commentaar aan verzoeker en voor feitelijke aanvulling aan de staatssecretaris is gestuurd. Laatstgenoemde heeft op 14 juli 2011 bericht geen aanvullende feiten onder de aandacht van de commissie te willen brengen. Verzoeker heeft op 25 november 2011, na vier verlengingen van de reactietermijn, via zijn gemachtigde mr. G.J.T.M. van den Bergh gereageerd met een inhoudelijke toelichting op zijn verzoek. Deze reactie is als bijlage bij het definitieve rapport inzake RC 4.119 opgenomen. In de loop van de behandeling van deze zaak heeft de commissie zelf ook nader onderzoek verricht, vooral in het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies (hierna: NIOD), waarvan de relevante resultaten zijn gemeld aan verzoeker, laatstelijk bij brief van 22 juni 2012. Tevens zijn de door verzoeker in eerdere restitutiezaken (RC 1.18 en RC 1.50) toegestuurde documenten geraadpleegd.
De zaak is mondeling behandeld op 25 april 2012 in aanwezigheid van verzoeker, zijn echtgenote, kunsthandelaar E.J.M. Douwes (deels), gemachtigden van verzoeker mr. G.J.T.M. van den Bergh en mr. E.S. Wagner en een afvaardiging van de commissie. Bij deze gelegenheid heeft E.J.M. Douwes een toelichting gegeven op documenten afkomstig uit zijn archief en heeft verzoeker zijn standpunten nader uiteengezet. Tevens is tijdens de mondelinge behandeling een aantal aanvullende stukken overgelegd, waaronder een verklaring van 17 april 2012 van de heer P. Knolle, hoofd collecties van het Rijksmuseum Twenthe (overweging 4 k). Tijdens deze zitting heeft de voorzitter in het kader van het feitenonderzoek een gesprek van de commissie aangekondigd met dr. M. de Keizer, senior onderzoeker van het NIOD, over de betekenis van een door verzoeker overgelegd document (overweging 4 g).
Verzoeker heeft vervolgens op 3 en 4 mei 2012 nadere stukken en een toelichting toegezonden, waaronder een in overleg met de gemachtigde van verzoeker opgestelde verklaring van 3 mei 2012 van dr. De Keizer over het betreffende document. Op 4 mei 2012 heeft vervolgens het gesprek tussen de commissie en dr. De Keizer plaatsgevonden, bij welke gelegenheid zij aanvullende informatie heeft verstrekt en de aan verzoeker afgegeven verklaring heeft toegelicht. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt dat, na accordering door dr. De Keizer, bij brief van 7 juni 2012 aan verzoeker is gezonden, tezamen met de resultaten van nader onderzoek dat door de commissie naar aanleiding van het gesprek is verricht. Verzoeker heeft hierop per brief van 14 juni 2012 gereageerd, naar aanleiding waarvan de commissie op 22 juni 2012 aanvullende onderzoeksgegevens aan verzoeker heeft gezonden. Op 1 augustus 2012 heeft verzoeker deze gegevens becommentarieerd, bij welke reactie een aantal nieuwe stukken is overgelegd.
De in de beoordeling van de commissie betrokken toelichting van verzoeker omvat zijn inbreng bij brief van 29 maart 2010, e-mail van 8 juli 2011, brief van 25 november 2011, brief van 3 mei 2012, e-mail van 4 mei 2012, de gegevens en aanvullende stukken verstrekt tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2012 en zijn brieven van 14 juni 2012 en 1 augustus 2012. Bij het aanvankelijke onderzoeksrapport in deze zaak zijn de relevante reacties van verzoeker en de nadere onderzoeksresultaten van de commissie als bijlagen opgenomen, waarna het rapport op 6 september 2012 is vastgesteld.
NK 1756 en NK 2727 maken tevens onderdeel uit van een restitutieverzoek betreffende de kunsthandel Katz (RC 1.90-B). De commissie weegt dubbele claims indien en voor zover nodig tegen elkaar af. In het onderstaande advies blijkt een zodanige afweging, gezien de navolgende overwegingen, niet aan de orde te zijn.