Spring naar content
Advies inzake Steenhouwer

Een bronzen beeld Steenhouwer van C.E. Meunier

Dossiernummer: RC 1.60

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 13 april 2011

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Kunsthandel

Plaats bezitsverlies: In Nederland

NK 414 – Steenhouwer van C.E. Meunier (foto: RCE)

  • NK 414 - Steenhouwer van C.E. Meunier (foto: RCE)

Het advies

Bij brief van 14 juli 2005 verzocht de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de Restitutiecommissie om advies over de te nemen beslissing op het restitutieverzoek van A.M.J. te A. (hierna: verzoeker Mogrobi). Dit verzoek betreft onder meer het negentiende-eeuwse bronzen beeld Steenhouwer van C.E. Meunier, dat volgens verzoeker Mogrobi mogelijk heeft behoord tot de handelsvoorraad van Kunsthandel M. Mogrobi, de kunsthandel van zijn grootvader. Voorts verzocht de Minister van OCW bij brief van 30 oktober 2008 om advies inzake het verzoek van W.G. (hierna: verzoeker Morpurgo II) tot teruggave van hetzelfde bronzen beeld, dat volgens verzoeker Morpurgo II voormalig bezit was van zijn grootvader Louis Morpurgo, één van de firmanten van de kunsthandel Joseph M. Morpurgo. Het door de respectieve verzoekers geclaimde voorwerp maakt sinds de recuperatie naar Nederland na de Tweede Wereldoorlog deel uit van de Nederlands Kunstbezit-collectie (hierna: NK-collectie) onder inventarisnummer NK 414. Het voorwerp bevindt zich thans in het depot van het Instituut Collectie Nederland.

De procedure

Naar aanleiding van het adviesverzoek heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een conceptrapport van 7 maart 2011. Het conceptrapport is voorgelegd aan de respectieve verzoekers, die daar op hebben gereageerd op 20 maart 2011 (verzoeker Mogrobi) en 21 maart 2011 (verzoeker Morpurgo II). Daarnaast is het conceptrapport ter feitelijke aanvulling voorgelegd aan de Staatssecretaris van OCW (hierna: de staatssecretaris). De staatssecretaris heeft bericht geen aanvullend feitelijk materiaal onder de aandacht van de commissie te willen brengen. Het onderzoeksrapport is vastgesteld op 13 april 2011. Voor de feiten in deze zaak verwijst de commissie naar het betreffende rapport. De bovengenoemde twee claims omvatten beide meerdere NK-objecten. Over het restitutieverzoek van voorwerpen uit de handelsvoorraad van kunsthandel M. Mogrobi (RC 1.37) heeft de commissie op 12 februari 2007 reeds geadviseerd, met uitzondering van NK 414, waarvoor een apart dossier is aangelegd, het onderhavige RC 1.60. De advisering over NK 414 inzake de claim Morpurgo II (RC 1.107) is eveneens ondergebracht in dossier RC 1.60. De beide claims op NK 414 zullen hieronder worden beoordeeld. Advisering over de overige objecten uit de claim Morpurgo II (RC 1.107) volgt op een later moment.

Overwegingen

  1. Verzoeker Morpurgo II heeft gesteld dat het door hem geclaimde bronzen beeld voorstellende een steenhouwer (NK 414) van de Belgische kunstenaar Constantin Emile Meunier voormalig bezit was van Louis Morpurgo, één van de firmanten van de Amsterdamse kunsthandel Joseph M. Morpurgo. Deze zou het bezit van het object zijn verloren tijdens de oorlog als gevolg van het naziregime. Verzoeker Morpurgo II heeft aangegeven niet te weten of het geclaimde beeld privébezit van Louis Morpurgo was of dat het beeld behoorde tot de handelsvoorraad van de kunsthandel Joseph M. Morpurgo. Gezien de conclusie hieronder kan dit echter in het midden blijven. Verzoeker Mogrobi heeft aanvankelijk gesteld dat het geclaimde bronzen beeld voormalig bezit was van de kunsthandel M. Mogrobi, maar in reactie op het conceptonderzoeksrapport heeft hij in deze stelling een nuancering aangebracht, zoals hierna zal worden toegelicht. De commissie heeft in verband met de rechtsopvolging kennisgenomen van de door verzoekers Morpurgo II en Mogrobi overgelegde stukken.
  2. Het archiefonderzoek met betrekking tot het huidige NK 414 heeft aangetoond dat het betreffende beeld tijdens de oorlog is aangekocht door Galerie F. Valentin te Stuttgart bij één van de volgende drie Amsterdamse kunsthandels: kunsthandel M. Mogrobi, kunsthandel J.M. Morpurgo of kunsthandel F. Buffa & Zn. Op basis van het bronnenonderzoek is niet vast te stellen van welke van deze kunsthandels het beeld afkomstig was. De belangrijkste aanwijzingen wijzen in de richting van kunsthandel F. Buffa & Zn (hierna: Buffa). Het thans geclaimde beeld is namelijk vervaardigd in het laatste kwart van de negentiende eeuw, terwijl Buffa was gespecialiseerd in dergelijke laat negentiende-eeuwse kunst. Bovendien is gebleken dat Buffa in elk geval twee Meunier-beelden in bezit heeft gehad, waaronder een ‘steenenklopper’, die zich in 1938 nog in de handelsvoorraad van Buffa bevond. Of deze vermelding betrekking heeft op het thans geclaimde beeld is niet meer te achterhalen, maar de commissie acht dit niet onaannemelijk.
  3. De in het onderzoeksrapport aangehaalde bron Kunst, kennis en kwaliteit. De Vereeniging van Handelaren in Oude Kunst in Nederland 1911-heden geeft aan dat de kunsthandel M. Mogrobi handelde in ’antiquiteiten’, evenals de kunsthandel J.M. Morpurgo, die zich blijkens die bron toelegde op onder meer porselein, zilver en aardewerk. Beide kunsthandels waren niet, zoals kunsthandel Buffa, gespecialiseerd in laat negentiende-eeuwse kunst. In reactie op het conceptonderzoeksrapport heeft verzoeker Mogrobi bevestigd dat het geclaimde beeld NK 414 ‘atypisch’ is voor de handelsvoorraad van kunsthandel M. Mogrobi.
  4. De beoordeling spitst zich toe op de vraag of het in hoge mate aannemelijk is dat kunsthandel Joseph M. Morpurgo, dan wel Louis Morpurgo in privé, of kunsthandel M. Mogrobi kan worden aangemerkt als voormalige eigenaar van het thans geclaimde kunstwerk NK 414. Volgens de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart uit 2001 dient het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk te zijn en mogen er geen aanwijzingen zijn die deze aanname tegenspreken.
  5. De commissie acht dit criterium niet vervuld. In het onderzoek is niet aannemelijk geworden dat het thans geclaimde beeld NK 414 tijdens de oorlog eigendom is geweest van kunsthandel Joseph M. Morpurgo dan wel Louis Morpurgo in privé, of kunsthandel M. Mogrobi. Integendeel, in het onderzoek zijn sterke aanwijzingen gevonden dat kunsthandel Buffa het betreffende voorwerp in bezit heeft gehad. De commissie concludeert om deze redenen dat zowel het verzoek tot teruggave van NK 414 van verzoeker Morpurgo II als van verzoeker Mogrobi, zou moeten worden afgewezen.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om zowel het verzoek van A.M.J. als het verzoek van W.G. tot teruggave van het negentiende-eeuws bronzen beeld van C.E. Meunier (NK 414) bekend onder de naam Steenhouwer af te wijzen.

Aldus vastgesteld op 13 april 2011 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, P.J.N. van Os, D.H.M. Peeperkorn, E.J. van Straaten, H.M. Verrijn Stuart, I.C. van der Vlies (vice-voorzitter) en ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

(W.J.M. Davids, voorzitter)
(E. Campfens, secretaris)