Spring naar content
Advies inzake Lachmann

Lachmann

Dossiernummer: RC 1.66

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 3 maart 2008

Periode bezitsverlies: 1940-1945

Oorspronkelijke eigenaar: Particulier

Plaats bezitsverlies: In Nederland

NK 3389 – Portret van een vrouw met waaier door J.A. Rootius (foto: RCE)

  • NK 3389 - Portret van een vrouw met waaier door J.A. Rootius (foto: RCE)

Het advies

Bij brief van 2 april 2007 verzocht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de Restitutiecommissie om advies over de te nemen beslissing op het verzoek ontvangen op 20 maart 2007 van V.B.L. (hierna: verzoekster) tot teruggave van het schilderij Portret van een vrouw met waaier van J.A. Rootius. Het geclaimde object, dat voorheen ook werd toegeschreven aan B. van der Helst, maakt sinds zijn recuperatie naar Nederland na de Tweede Wereldoorlog onder inventarisnummer NK 3389 deel uit van de Nederlands Kunstbezitcollectie (hierna: NK-collectie). Volgens gegevens van het Instituut Collectie Nederland te Rijswijk (hierna: ICN) bevindt het geclaimde kunstwerk zich thans in het depot van het ICN.

De procedure

De aanleiding voor het restitutieverzoek vormde de correspondentie met Bureau Herkomst Gezocht (hierna: BHG), betreffende bovengemeld schilderij dat tijdens de Tweede Wereldoorlog waarschijnlijk heeft toebehoord aan het joods-Duitse echtpaar Hugo en Alice Lachmann. Naar aanleiding van het adviesverzoek heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een conceptonderzoeksrapport van 3 december 2007. Het conceptonderzoeksrapport is voorgelegd aan verzoekster, waarop deze bij brief ontvangen op 7 februari 2008 heeft gereageerd. Het onderzoeksrapport is vervolgens vastgesteld op 3 maart 2008. Voor de feiten in deze zaak verwijst de commissie naar het onderzoeksrapport, dat geacht wordt deel uit te maken van dit advies.

Algemene overwegingen

a) De commissie laat zich bij haar advisering leiden door de beleidslijnen terzake van de Commissie Ekkart als overgenomen door de regering.

b) De commissie heeft zich de vraag gesteld of een uit te brengen advies invloed mag ondervinden van mogelijke consequenties in latere zaken. De commissie beantwoordt die vraag, behoudens onder bijzondere omstandigheden ontkennend omdat een dergelijke invloed bezwaarlijk kan worden tegengeworpen aan de betrokken verzoeker.

c) De commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, indien het betreft particulier kunstbezit, behoudens onder bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid.

d) De commissie is van mening dat inzichten en omstandigheden die naar algemene maatschappelijke opvattingen sinds de Tweede Wereldoorlog klaarblijkelijk zijn veranderd, gelijk mogen worden gesteld aan nova (nieuwe feiten).

e) Onvrijwillig bezitsverlies is in hoge mate waarschijnlijk indien is verkocht zonder instemming van de kunsthandelaar door Verwalters of andere niet door de eigenaar aangestelde beheerders uit de onder hun beheer gestelde oude handelsvoorraad, voor zover de oorspronkelijke eigenaar of zijn erven niet het volledige profijt van de transactie heeft genoten of voor zover de eigenaar niet na de oorlog uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van rechten.

Toelichting met betrekking tot de algemene overwegingen c en e[1]

In lijn met de aanbevelingen inzake de kunsthandel en de toelichting daarop is de commissie tot het oordeel gekomen dat overweging c uitsluitend dient te gelden voor particulier kunstbezit. In diezelfde lijn heeft een aanpassing plaatsgevonden in overweging e en heeft voorts in verband met deze overweging te gelden dat uitsluitend objecten die zich daadwerkelijk in de oude handelsvoorraad hebben bevonden, voor restitutie in aanmerking kunnen komen.


[1] Tot 12 november 2007 luidden de algemene overwegingen c en e:
c) De commissie heeft zich voorts afgevraagd op welke wijze moet worden omgegaan met het gegeven dat bepaalde feiten niet meer te achterhalen zijn, dat bepaalde gegevens verloren zijn gegaan of niet zijn teruggevonden of anderszins bewijzen niet meer zijn bij te brengen. De commissie is daaromtrent van mening dat, indien het tijdsverloop (mede) oorzaak is van de ontstane problemen, het risico daarvoor, behoudens onder bijzondere omstandigheden, behoort te liggen bij de overheid.
e) Onder onvrijwillig bezitsverlies wordt ook verstaan verkopen zonder instemming van de kunsthandelaar door Verwalters of andere niet door de eigenaar aangestelde beheerders uit de onder hun beheer gestelde oude handelsvoorraad, voor zover de oorspronkelijke eigenaar of zijn erven niet het volledige profijt van de transactie heeft genoten of voor zover de eigenaar niet na de oorlog uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van rechten.

Bijzondere overwegingen

  1. Verzoekster vraagt teruggave van het schilderij Portret van een vrouw met waaier van J.A. Rootius; voormalige toeschrijving B. van der Helst (NK 3389). Verzoekster heeft gesteld enig erfgename te zijn van L. Lachmann, de zoon van Hugo en Alice Lachmann. In dit kader heeft de commissie kennisgenomen van enkele erfrechtelijke stukken. Volgens verzoekster heeft het echtpaar Lachmann het onderhavige schilderij tijdens de oorlog door confiscatie verloren.
  2. De relevante feiten zijn in het onderzoeksrapport van 3 maart 2008 beschreven. Hier wordt volstaan met de volgende samenvatting. Uit diverse naoorlogse documenten valt af te leiden dat Hugo en Alice Lachmann omstreeks 1939 voor de nazi’s uit Duitsland zijn gevlucht en zich in Zwitserland hebben gevestigd. Hun huisraad lieten zij in twee laadkisten vanuit Berlijn vervoeren naar Rotterdam. Deze werden na aankomst aldaar opgeslagen bij transport- en scheepvaartbedrijf Transatlantica N.V..
  3. Bij onderzoek in het archief van het Nederlandse Beheersinstituut (hierna: NBI) heeft de commissie een afschrift aangetroffen van een brief van 1 december 1943 van de Duitse roofinstelling Sammelverwaltung feindlicher Hausgeräte (hierna: Sammelverwaltung) aan Transatlantica N.V., inzake de laadkisten met huisraad van de familie Lachmann. Uit de inhoud van deze brief blijkt dat de kisten in december 1943 door de Sammelverwaltung zijn geconfisqueerd.
  4. Uit naoorlogse correspondentie is gebleken dat de Sammelverwaltung in juni 1944 Vendu Notarishuis N.V. te Rotterdam opdracht gaf het thans geclaimde schilderij te veilen. Op deze veiling werd dit kunstwerk gekocht in opdracht van kunsthandel P. de Boer te Amsterdam, die het nog tijdens de oorlog doorverkocht aan een zekere Kaminski te Bergen, die het op zijn beurt doorverkocht aan de Kunsthalle te Hamburg.
  5. Na de oorlog heeft De Boer een aangifteformulier inzake de verkoop van dit schilderij ingevuld bij de Stichting Nederlands Kunstbezit (hierna: SNK). In de jaren 1950-1952 heeft mr. J. Jolles, hoofd van Bureau Herstelbetalings- en Recuperatiegoederen (hierna: Bureau Hergo), taakopvolger van de SNK, gecorrespondeerd met De Boer, Vendu Notarishuis N.V., het NBI en mr. M. Thoolen, de advocaat van Alice Lachmann, inzake de herkomst van het kunstwerk. Naar aanleiding hiervan stuurde Alice op 18 december 1952 een in het Duits gestelde brief aan Bureau Hergo met een beschrijving van de door haar vermiste bezittingen, waaronder het bewuste kunstwerk. Thans is gebleken dat bij het vertalen van deze brief een fout is gemaakt. Het Duitse woord ‘Spitzenkragen‘ werd abusievelijk niet vertaald als ‘kantkraag’, maar als ‘puntkraag’. Hierdoor kwam de beschrijving niet meer overeen met het bedoelde schilderij. Dit misverstand heeft waarschijnlijk geleid tot de terughoudendheid van de restitutieautoriteiten met betrekking tot de teruggave van dit werk.
  6. Uit het onderzoek is de commissie niet gebleken dat de correspondentie die Alice Lachmann na de oorlog met de Nederlandse restitutieautoriteiten heeft gevoerd tot een beslissing over de teruggave van het thans geclaimde werk heeft geleid. De commissie constateert dan ook dat hier geen sprake is van een in het verleden afgehandelde zaak en acht verzoekster ontvankelijk in haar verzoek.
  7. Op grond van het geldende restitutiebeleid kan tot teruggave worden overgegaan indien de oorspronkelijke eigenaar van het geclaimde voorwerp onvrijwillig het bezit daarvan heeft verloren, door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Duidelijk is geworden dat het thans geclaimde kunstwerk in 1943 door de bezetter in beslag is genomen in het kader van door de nazi’s getroffen anti-joodse maatregelen. De commissie is dan ook van oordeel dat in casu sprake is van onvrijwillig bezitsverlies ten gevolge van omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het schilderij Portret van een vrouw met waaier van J.A. Rootius (NK 3389) te restitueren aan de erven van Hugo en Alice Lachmann.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 maart 2008 door R. Herrmann (voorzitter), J.Th.M. Bank, J.C.M. Leijten, P.J.N. van Os, E.J. van Straaten, H.M. Verrijn Stuart, I.C. van der Vlies (vice-voorzitter), en ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

(R. Herrmann, voorzitter)
(E. Campfens, secretaris)