Spring naar content
Advies inzake Mayer

Mayer

Dossiernummer: RC 1.111

Soort advies: NK-collectie

Adviesdatum: 7 maart 2011

Periode bezitsverlies:

Oorspronkelijke eigenaar: Kunsthandel

Plaats bezitsverlies: Buiten Nederland

NK 2556 – De Heilige Christoforus door Meester van Frankfurt (foto: Mauritshuis)

  • NK 2556 - De Heilige Christoforus door Meester van Frankfurt (foto: Mauritshuis)

Het advies

Bij brief van 16 februari 2009 verzocht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de minister) de Restitutiecommissie om advies over de te nemen beslissing op het verzoek van 26 september 2008 van E.L.H. te G., Verenigde Staten (hierna: verzoekster) tot teruggave van het schilderij De Heilige Christoforus van de Meester van Frankfurt (15e eeuw). Dit kunstwerk maakt deel uit van de Nederlands Kunstbezit-collectie (NK-collectie) in beheer van het Rijk onder inventarisnummer NK 2556 en bevindt zich thans in museum het Mauritshuis te Den Haag.

De procedure

Naar aanleiding van het adviesverzoek heeft de commissie een onderzoek naar de feiten uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een conceptrapport van 6 december 2010. Het conceptrapport is voorgelegd aan verzoekster, die hierop inhoudelijk heeft gereageerd bij brief van 27 januari 2011. Deze reactie is in het conceptrapport verwerkt. Daarnaast is het conceptrapport ter feitelijke aanvulling voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de staatssecretaris).[1] De staatssecretaris heeft bericht geen aanvullend feitelijk materiaal onder de aandacht van de commissie te willen brengen. De commissie heeft het onderzoeksrapport vastgesteld op 7 maart 2011. Voor de feiten in deze zaak verwijst de commissie naar het betreffende rapport. Verzoekster heeft zich in de procedure laten vertegenwoordigen door I. Gielen, advocaat te Berlijn, Duitsland.

[1] In het huidige kabinet is de staatssecretaris de aangewezen bewindspersoon voor restitutieclaims.

Overwegingen

  1. Verzoekster is E.L.H. geboren M., woonachtig te G., Verenigde Staten. Verzoekster is via haar overleden echtgenoot C.M., geboren op 20 mei 1915, verwant met Otto Mayer (1875-1964). Otto Mayer was een joodse antiquaar die in de jaren dertig woonde en werkte in Berlijn, Duitsland. Verzoekster vraagt teruggave van het 15e eeuwse schilderij De Heilige Christoforus van de Meester van Frankfurt (NK 2556), waarvan Otto Mayer het bezit zou hebben verloren door confiscatie in 1933. In dit verband verklaart verzoekster als enige gerechtigd te zijn tot Otto Mayer’s nalatenschap. Ten bewijze hiervan heeft zij kopieën toegestuurd van de volgende erfrechtelijke stukken: i. een verklaring van erfrecht […]; ii. een verklaring van erfrecht […]; iii. een testament […].
  2. Het huidige NK 2556 zou in 1919 door Otto Mayer zijn verworven van een Oostenrijkse ‘Privatgalerie’. In het kader van anti-joodse maatregelen nam de Gestapo in oktober 1933 in Mayer’s woning in Berlijn onder meer enige schilderijen in beslag. Ooggetuigen Clara Mayer en Valeska Kluge-Lindner maakten beiden in een naoorlogse verklaring melding van een geconfisqueerd olieverfschilderij voorstellende ‘den heiligen Christophorus’, volgens Kluge-Lindner ‘mit Christuskind auf der Schulter, in einer Landschaft’. Dit betreft naar alle waarschijnlijkheid De Heilige Christoforus van de Meester van Frankfurt (NK 2556). Tevens heeft de familie Mayer na de oorlog aan de Duitse autoriteiten gemeld dat het geconfisqueerde schilderij was afgebeeld in een studie van Friedrich Winkler uit 1924. Het onderzoek van de commissie wijst uit dat de afbeelding die de familie in die studie aanwees, het huidige NK 2556 is.
  3. Otto Mayer is eind 1935 Duitsland ontvlucht. Het staat niet vast waar het huidige NK 2556 zich heeft bevonden in de jaren na de confiscatie in 1933 tot 1942. Het huidige NK 2556 is waarschijnlijk verkocht door Kunsthandel Paul Cassirer & Co. te Amsterdam (hierna: kunsthandel Cassirer) aan een Duitse museuminstantie. Deze kunsthandel trad hierbij mogelijk op als intermediair. Het is onbekend wanneer en van wie kunsthandel Cassirer het huidige NK 2556 zou hebben verkregen. Na het einde van de oorlog is het kunstwerk uit Duitsland naar Nederland gerecupereerd, waarschijnlijk omdat de Amsterdamse kunsthandel Cassirer de laatst bekende herkomstnaam was. Voor zover bekend heeft niemand toen tegenover de Nederlandse autoriteiten aanspraak gemaakt op teruggave van het huidige NK 2556.
  4. Op grond van de regels inzake particulier kunstbezit kan tot teruggave worden overgegaan indien de oorspronkelijke eigenaar van het geclaimde voorwerp onvrijwillig het bezit heeft verloren door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. Blijkens de achtste aanbeveling van de Commissie Ekkart uit 2001 dient het eigendomsrecht in hoge mate aannemelijk te zijn en mogen er geen aanwijzingen zijn die dat tegenspreken.
  5. Ten aanzien van het eigendomsrecht overweegt de commissie dat het onderzoek uitwijst dat het geconfisqueerde schilderij eigendom is geweest van Otto Mayer als particulier. De getuigenverklaringen van Clara Mayer en Valeska Kluge-Lindner bieden sterke aanknopingspunten voor de aanname dat Mayer het huidige NK 2556 in bezit had ten tijde van de confiscatie. Een vermelding in een publicatie van Max Jakob Friedländer uit 1929 bevestigt dat het huidige NK 2556 in bezit was van Mayer. Daarnaast is ‘verz. Otto Mayer, Berlijn’ op een naoorlogs aangifteformulier van de Stichting Nederlands Kunstbezit vermeld als een van de herkomstnamen. Voorts heeft de Duitse Staat in 1960 aangenomen dat Mayer ten tijde van de confiscatie in het bezit was van het schilderij ‘frühniederländisches Ölgemälde: Heiliger Christophorus in Landschaft’, dat blijkens het onderzoek overeenkomt met het huidige NK 2556. Bij deze stand van zaken acht de commissie het in hoge mate aannemelijk dat de eigendom van het huidige NK 2556 op het moment van het bezitsverlies heeft berust bij Otto Mayer. De commissie heeft geen aanwijzingen gevonden die deze aanname tegenspreken.
  6. Over de aard van het bezitsverlies overweegt de commissie het volgende. De inbeslagname van het huidige NK 2556 door de Gestapo in Duitsland in oktober 1933 beoordeelt de commissie als onvrijwillig bezitsverlies door omstandigheden die direct verband hielden met het naziregime. De commissie baseert dit oordeel enerzijds op voorhanden zijnde getuigenissen uit de eerste hand van Otto Mayer, Clara Mayer en Valeska Kluge-Lindner, die bij de inbeslagname in de woning van Otto Mayer aanwezig waren. Anderzijds beschouwt de commissie een in het onderzoek aangetroffen beslissing van het Duitse Wiedergutmachungsamt uit 1960 als een erkenning van Duitse zijde van de confiscatie, aangezien daarin aan Otto Mayer een schadevergoeding is toegekend vanwege het bezitsverlies van onder meer het huidige NK 2556.
  7. De commissie oordeelt dat het feit dat Otto Mayer na de oorlog niet om teruggave van het huidige NK 2556 heeft verzocht, geen belemmering vormt voor restitutie aangezien geen sprake is van een naoorlogse afhandeling van een verzoek tot rechtsherstel. Er zijn geen aanwijzingen dat Otto Mayer heeft geweten van de recuperatie van het kunstwerk naar Nederland.
  8. De commissie acht hiermee alle gronden voor restitutie vervuld. Over het eventueel verbinden van een betalingsverplichting aan teruggave overweegt de commissie dat de in 6 genoemde financiële compensatie een aangelegenheid is tussen de erven Mayer en de Duitse staat. Hierbij wordt nog opgemerkt dat de Duitse Staat volgens verzoekster al een terugbetalingsverzoek in het vooruitzicht heeft gesteld, voor het geval dat het huidige NK 2556 aan de erven Mayer wordt gerestitueerd.

Conclusie

De Restitutiecommissie adviseert de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het schilderij De Heilige Christoforus van de Meester van Frankfurt (NK 2556) te restitueren aan de rechthebbenden tot de nalatenschap van Otto Mayer.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 maart 2011 door W.J.M. Davids (voorzitter), J.Th.M. Bank, P.J.N. van Os, D.H.M. Peeperkorn, E.J. van Straaten, H.M. Verrijn Stuart, I.C. van der Vlies (vice-voorzitter) en ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

(W.J.M. Davids, voorzitter)
(E. Campfens, secretaris)